maandag 27 december 2010

de mangopeller

Op een dag liep Joost ten Node tegen de deur van de Hema. Ik wist dat hij ging huilen, en inderdaad, hij huilde. Hij huilde tegen de sterren op. De winkelbediende voelde diep in zijn zakken en vond een oude zakdoek, die hij terstond aan Joost gaf. Joost stapte resoluut de winkelstraat in, zakdoek in de hand. Ik wist dat hij de tram niet zag, en inderdaad, enkele ogenblikken later lag hij dood onder de tram.

Jan zat op de tram. Hij was gehaast en at nougatbollen. Een bende homo's lachte hem uit. Een vrouw keek meewarig. Een kind maakte nonstop geluidjes met de tong. Een bejaarde dame liet een scheet. Een man belandde onder de tram. De tram moest stoppen. Jan vloekte.

De wijn smaakte zoet. Het was zoete wijn. Ik hield mijn adem in. Wanneer zou het allemaal eindigen? Het antwoord leek nog irrelevanter dan de vraag: nooit, jamais, nuucht, nochitnangoanditoehsicugqhmeneiiiuuuuu. Welke taal is dat? vroeg mijn dochter. De taal der gehandicapte schlemielen, mijn kind, antwoordde ik vol overgave. Ze dacht even na en liep dan heen.

woensdag 8 december 2010

doesdoes

Wijven, ik heb ze graag. Hoe ze hun nagels lakken en mijn hielen likken. Hoe ze de mosterd in de frigo steken. Hoe ze beven telkens ze met hun BMW X5 door het rood licht rijden. Het zijn wijven voor iets, dus ik geef hen wat ze verdienen: winkelkarretjes op leegstaande parkings van de Aldi.

De dag dat ik de waarheid vertel, mag men mij straffen met goddeloosheid en liters gele verf. Ik zal deemoedig het hoofd buigen, knipogend naar het trottoir. De wereld zal mij dankbaar zijn, maar ik zal niet plooien. Noem mij zielig, dik of ronduit apathisch, plooien zit niet in mijn genen.

zondag 28 november 2010

de frietketel die verlangen heet

Ze danste uren aan een stuk, tot ik erbij neerviel. Vermoeidheid maakte zich van mij meester. Ik kreeg een klop van de hamer. In Hamburg vertrok een trein op tijd. Ze rende alsof haar leven ervan afhing. Later besefte ik dat haar leven er effectief van afhing; enkel Jezus rende voor de lol.

Haar wasserette was proper. Geen klasse-etablissement zoals le Chateau du Lac in Genval, maar toch: de mensen kwamen er graag. Op een grijze ochtend stonden er steevast vijf eenzame zielen hun kleren te wassen. Kassa kassa.

Ze hield van rode wijn, witte wijn, citroenjenever en mineraalwater. Rond haar ogen verschenen rimpeltjes als ze lachte. Ze lag languit in een leren zetel. De winkelbediende van Chateau d'Ax maande haar aan het gebouw te verlaten. We staken de rivier over, onbesuisd en vol dromen. We zwaaiden naar een oude visser.

vrijdag 19 november 2010

de zwijnenkeuring

Ik hield van haar, ook al negeerde ze mij straal. Ik verlangde, hunkerde en greep naar haar lichaam. Ze schonk haar hond alle aandacht. Het was inderdaad een leuk hondje, zo'n schattig golden-retrieverpuppy. Wie smolt daar niet van? Ik ging naar het toilet en deed wat men van mij verwachtte.

Mijn leven bestond niet zonder haar. Ik kon net zo goed vuilnisbak worden. Of politicus. Ik sprak haar aan: hoe komt het dat je zo mooi bent? Ze viel uit de lucht en landde op mijn gevoelige teen. Ik schreeuwde het uit. Ze viel achterover. Ik redde haar van een buil op het achterhoofd. Ze was mij eeuwig dankbaar.

Vandaag, negen na negen. Ik zet koffie. Een held ben ik nooit geweest, dat weet zij ook. Ik zoek haar warmte op, haar venusheuvel, haar zachte lippen. Ze rekt zich uit, langzaam en onweerstaanbaar. Zou ik haar zeggen dat ze alles voor me is?

zondag 31 oktober 2010

adebayor

Tom Waes kent geen fluit van wasknijpers, zei mijn grootvader net voor hij de pijp uitging. Het was een hete middag in Zwevezele en wespen vlogen af en aan. Wasknijpers, ging hij verder, bestaan in allerlei maten en gewichten. Die van de Aldi zijn rampzalig, na twee keer zijn ze kapot. Maar die van de Colruyt zijn ook niet echt dat, er zit veel te weinig spankracht op, waardoor iets zwaardere kledingstukken steevast op de grond vallen.

Ik blijf fan van de houten knijpers, ook al steken de plastieken varianten hen in kwaliteit voorbij, aldus mijn grootvader die ondertussen een éclair at. Ja, jongen, ik voel dagelijks een onweerstaanbare drang om éclairs te eten, zei hij elke keer toen ik bij hem op bezoek kwam. Mijn grootvader, de hansworst, zag niet in dat Citroën Berlingo's, Peugeot Partners en Renault Kangoo's gewoonweg krak dezelfde auto's waren. Met veel misbaar trok hij zijn ogen op en riep: Turken, dàt zijn pas keikoppen.

Ik voelde dat hij niet lang meer te leven had. Mijn handen trilden van angst en van de freesmachine waarmee ik zijn tuin omploegde. Spitten was voor jeanetten, zei mijn grootvader altijd. Hij huilde zelden, dat is correct. De enige traan die ik ooit bij hem heb zien vallen, was er eentje van verwaarloosbaar allooi.

zaterdag 30 oktober 2010

jaap & piet

Alles begint en eindigt bij die ene vraag: wie in godsnaam is Jaap Stam? Ik vraag het me elke avond af, meestal bij het douchen rond half tien. Mijn kinderen tekenen op posters van afgelopen festivals. Als er toevallig stickers in de buurt zijn, plakken ze de posters ermee vol. Ze amuseren zich en huilen als ze pijn hebben, zo simpel kan het leven zijn.

Mijn vriendin, de mooiste vrouw ter wereld, zwijgt soms. Heel soms. Meestal zoekt ze het gesprek op, ook als ik in andere oorden vertoef. Ik knik dan en zeg om de tien seconden hmm. Ze vindt dit niet zo erg, mijn vriendin. Ik hou van haar. Hoe ze lacht, hoe ze het hele gezin staande houdt, hoe ze een bromvlieg boos aankijkt, alsof dat beest doelbewust en met voorbedachten rade onze living is binnengevlogen.

Mijn meesterwerk moet nog komen; ooit zal het zover zijn. Ik moet blijven geloven, blijven bidden tot Jezus' ballen in tomatensaus. Hij lacht heel zelden, maar als hij lacht is het wel prijs. Dan kan zelfs Piet Huysentruyt er niet tegenop.

vrijdag 29 oktober 2010

verwikkeld

Een fiets. Ze reed op een fiets. Zo'n typisch Hollands model. Misschien was ze zelf wel Hollands. Hier in Terneuzen leek dat wel aannemelijk. Ze had alleszins benen om u tegen te zeggen, zo in dat opwaaiend rokje. Ik kon bijna haar slipje zien - niet dat ik dat probeerde, hoor, zo ben ik niet. Ik keek haar bewonderend aan, ze lachte me spontaan toe. Pas toen ik twee uur later thuis kwam, merkte ik dat mijn tirette al die tijd open had gestaan. Ik nam de fles Gin en spoelde geroutineerd mijn schaamte weg.

Mijn vader, een man met een passie, werkte zich op tot gerespecteerd ambtenaar. Hij vervulde zijn ambt zoals het hoorde: trefzeker, broeierig, op hete kolen. Zijn baas, de minister van Financiën, wist ook wel dat hij bij mijn vader niet moest aankloppen om Vera Dua binnen te doen.

Walgelijk hoe alles met elkaar verbonden is. De schoorsteen spuwt roet in het eten, ik lig urenlang te wachten in de sofa, Walter Capiau dringt een salsabar binnen. Hij voelt zich Lieven Verstraete, Ter Zake-anker en sambaliefhebber. Met vloeiende heupbewegingen stapt hij op zijn doel af: de chihuahua van bij de bakker om de hoek. Ik weiger te geloven dat dit het hoogtepunt van de avond is.

woensdag 13 oktober 2010

de passie voorbij

Ik wandelde met mijn hond door velden en vervuilde grachten. Hij keek liefdevol naar mij op toen ik zuchtend mijn hoofd schudde. Mijn leven bestond uit weinig meer dan onkruid wieden en patatten planten. Mijn azalea's stonden er wel fantastisch bij, dat moest ik toegeven.

Ik huilde bij het zien van mijn dak; het fonkelde vervallen in de zon. Eén storm en ik mocht onder de open hemel slapen, net zoals mijn hond. Het beest kwispelde als altijd; wist hij veel hoe het leven in elkaar zat. Ik ging zitten onder de appelboom en neuriede iets wat ooit een lied was.

De dag passeerde. Ik weigerde op te staan. Wandelaars vroegen zich af waar het pijltje van hun wandelroute zich bevond. Ik had het enkele dagen eerder in een opgewekte bui zwartgeschilderd. Ze moesten maar wat improviseren op hun kuttocht, eens zot doen, alle remmen los. Wie weet wat ze dankzij mij allemaal zouden meemaken.

zaterdag 25 september 2010

mik, mak en de vieze gasten

Een jongedame stond aan de kant van de weg te liften. Ze droeg een bril en geen bh. Ze had bruin haar en hangtetten. Op haar zelfgemaakt kartonnen bordje stond 'Groningen'.

Ik moest de andere kant op, maar stopte toch. Ze deed de deur open en vroeg of ik naar Groningen ging. Eerlijk als altijd antwoordde ik: 'Nee, ik ben op weg naar de Weba.' Het meisje draaide met haar ogen en vroeg: 'In Deinze?' Waarop ik: 'Nee, Gent.'

Ondertussen tikte een Zwaantje met zijn rubberen fallus op mijn raam. Hij wist te melden dat zijn tandvlees ontstoken was en dringend een lift naar het dichtstbijzijnde ziekenhuis nodig had, aangezien hij van de pijn niet meer zelfstandig kon rijden.

Daar zat ik, tussen hamer en aambeeld. Ik keek van creperende flik naar Hollandse hangtetten en dacht aan de grote vakantie, vijftien jaar geleden, toen de takken veel te luid onder mijn schoenen kraakten bij het bespieden van een zonnebadende buurvrouw.

dinsdag 31 augustus 2010

pokerface

Ik wil aambeienkontifuur, zei mijn dochter vanmorgen aan tafel. Het waren pannenkoeken en we hadden er al met bruine en lichtbruine suiker van Candico gegeten. Het waren pannenkoeken omdat er geen brood meer was en we geen zin hadden om naar de bakker te rijden.

Weinigen weten dat ik in Lissabon naar de hemel heb staan staren. Praktisch niemand weet dat ik ooit in Puente la Reina afscheid heb genomen van mijn oude ik. Er was een oud kerkje, ik brandde een kaarsje en nam afscheid. Totale rust kwam plotseling van alle kanten op mij afgestormd. Ik rolde een sigaret, stak hem aan, inhaleerde diep en blies de rook in kringetjes die na twee seconden verdwenen alsof er niets was gebeurd. Alsof ze weigerden toe te geven dat ik kringetjes kon blazen met sigarettenrook.

Twee dagen later, het regende oude wijven, kwam ik niemand bijzonders tegen. Dus deed ik maar verder waar ik toen, en nu nog steeds, het best in ben: onverschillig rondhangen op historisch waardeloze en daarom totaal verlaten dorpspleinen.

maandag 16 augustus 2010

mise en seine

Ik hou van prutsers: net als ikzelf zoeken ze hun leven lang naar pissebedden. Onder stenen of in verrot hout, who cares. 's Nachts of in kille regenbuien, met een Maglite of een oplichtend gsm-schermpje, whatever. In vol ornaat of bevend van verdriet; de beesten blijven domweg vluchten naar het donkerste hoekje van mijn onderbewustzijn.

Mijn kinderen zijn jong en onwetend. Alhoewel, je mag hen ook niet onderschatten. Ze weten maar al te goed wat ze wanneer en op welke manier moeten zeggen. Alles wel beschouwd zijn het geniale wonderen der natuur. Het zou mij niet verbazen mochten ze later dokter worden of een blog bijhielden vol irrelevante tekstjes.

Ja, u leest het goed: wijn smaakt altijd beter na slaande ruzie met een bende Hollanders. Ik sla, zij incasseren. Zij slaan, ik doe een Forrest-Gumpje. Rennen alsof mijn Nikes ervan afhangen. Hijgen, omkijken, rochelen in het gezicht van een oud vrouwtje, struikelen over het reservewiel van een rolstoel. Eenmaal thuis plof ik in de zetel en zoek de eerste de beste pissebed die mijn gedachten doorkruist.

donderdag 12 augustus 2010

billy

Mak als een vers geslacht lammetje liep ik door het dorp van mijn dromen. Ik zocht niets, ik volgde niemand. Ik hoorde het klapwieken van een omhooggevallen duif. De rode bieten in een piepkleine moestuin stonden er weelderig bij.

Ik stopte bij een bushokje en vroeg er de weg naar een onbeduidende plek. Een vrouw met een halflang kleedje luisterde naar haar IPod. Ik hoorde vaag een gitaarsolo van Jack White. Het kon ook Tom Dice zijn. Haar adem rook naar wortelpuree. Ik knipoogde bijna volmaakt en stapte toen verder.

De dag liep ten einde toen mijn schoenveter open ging. Ik bukte me en deed mijn schoenen uit. Op kousevoeten hield ik het laatste sprankeltje zonlicht nauwlettend in het oog, tot het verdween achter een marginale wasserette.

dinsdag 10 augustus 2010

gratin gratuit

Wispelturig ben ik niet, hongerig daarentegen des te meer. De frangipanes die ik in mijn leven al gegeten heb, zijn niet te tellen. Zeker niet op één hand. Wat zou ik zijn zonder handen? Eenzaam?

De wereld, dat vreemde ding waarin we zoeken naar geluk, loopt stilaan op haar laatste benen. Het kreunt onder ons dwangmatig dweilen met deuren open. Ik dacht overlaatst aan vroeger, toen Suske en Wiske nog rolmodellen waren, maar ik hielp de wereld geen vingerbreed verder.

Het wandtapijt dat per vergissing op de vloer van een villa in Zwevezele was beland, bevatte zoveel huisstofmijt dat zelfs Joost moest niezen. Hij vulde zijn verdere miserabele leven met het zoeken naar de ideale zakdoek. Zijn schoonmoeder zag haar voorspelling uitkomen. Ik hield het bij achteloos fluiten op weg naar de bakker.

donderdag 8 juli 2010

maandagnacht

De wasmachine werkt niet naar behoren: mijn marcellekes blijven stinken naar het okselhaar van Jezus. Ik dacht nog bij mezelf: wat als ik er een springlevende kikker bij gooi? Maar ik vond nergens kikkers, laat staan springlevende.

Mijn everzwijn, ik noem hem Turk!, heeft extreme nood aan liefde. Hij kruipt op alles wat beweegt, alles wat hoofdhaar heeft en alles wat ruikt naar stalagtieten. Heel zelden heeft hij geluk en passeert er een verdwaald varken, dat al snel nattigheid voelt en zich als een gazelle uit de voeten maakt. Een oerkreet waarin alle opgekropte frustratie van alle blinden ter wereld is vervat, is wat Turk! dan slaakt.

Vanuit de keuken staar ik naar een straatlantaarn. Eenzaam, verschopt en verlaten: zo staat die straatlantaarn daar. Zielig en totaal genegeerd. Behalve door mij. Ik kijk ernaar en denk eraan. Ik schrijf erover, elke maandagnacht. Ik praat ermee, als ik verdrietig ben. Niemand kan mij beter troosten, niemand begrijpt mij beter dan die achterlijke lantaarnpaal op vijftien meter van mijn keukenraam. Ik haat hem, de opdringerige zak. Probeert mij telkens te doorgronden en slaagt er nog in ook. Ik wil verdringen en vergeten, hij rakelt alles op. Alsof ik geen recht heb op een stompzinnig bestaan. De lafaard is gewoon jaloers op mij. Kan ik er wat aan doen dat ik toevallig een mens ben en hij een fucking lantaarnpaal?

woensdag 16 juni 2010

my life with miet smet

Vandaag was, net als morgen, het vermelden niet waard in mijn ooit te verschijnen mémoires. Gisteren daarentegen kon ik mij met moeite bedwingen bij het zien van Phara's zwarte schoenen. Haar naam alleen al zorgt voor kopzorgen. Ze stelde mij vijf vragen, ik antwoordde trillend op mijn grondvesten - een beetje zoals mijn vaderland nu ik eraan denk.

Mijn vrouw huilde bij het lezen van de dagbladen. Ze snikte de hele ochtend, van bijna onhoorbaar tot aanstellerig luid. Ik aaide haar kat, maar ook daar ving ik bot. Mijn hormonen, eens om het halfjaar hyperactief, bleven waar ze al vijf maanden zaten: ver weg tussen bloed en haarvaten. Mijn pilletjes lagen nog boven. Ik sleurde mezelf de trap op en zag een spinnenweb in een onbereikbare hoek.

Mijn kuisvrouw, een geblondeerde Poolse met een diepe décolleté en zes rotte tanden, belt de hele tijd met mijn gsm naar haar ouders in Krakow. In ruil voor een pijpbeurt om de zes maanden kan ik hier wel mee leven. De dag schreed nietszeggend voorbij; ook ik bleef opvallend stil.

zondag 30 mei 2010

mikado

Vandaag voel ik mij nu eenmaal op en top man, zou mijn grootvader gezegd hebben. Hij zei het dan ook, elke dag opnieuw. Tot vervelens en slaande ruzie toe. Mijn grootvader was geen held, geen drugskoerier, geen drollendraaier. Ik hield van zijn geheime spaarpotten. Op een dag merkte hij dat er al minstens achthonderdduizend frank uit verdwenen was. Hij barstte in tranen uit en pleegde vervolgens zelfmoord.

Het verhaal van mijn leven is lang, dradig en eigenlijk één groot taboe. Mijn allerliefste tante was verslaafd aan drugskoeriers. Ze neukte ze allemaal plat, soms zelfs vijf op een uur, of vier tegelijkertijd. Ik keek dan stiekem door het sleutelgat van de buren, om toch maar pedagogisch verantwoorde taferelen te zien: mama, papa en twee kindjes die samen Monopoly speelden. Van dergelijk genot kon ik enkel dromen.

De goede verstaander leest tussen de regels en beseft dat mijn jeugd meer dan normaal verliep. Mijn grootvader pleegde geen zelfmoord en mijn tante neukte niemand plat, laat staan drugskoeriers. Nee, het was een afgrijselijk vrouwmens die zelfs geen blinde hond kon verleiden. En haar buren speelden nooit Monopoly met hun kinderen, enkel strippoker.

donderdag 6 mei 2010

grimmig

Ik ben niet altijd geweldig. Mijn katten kunnen dat beamen. Ze springen op de droogkast die op de wasmachine staat en blijven er uren turen. Naar wie of wat: Joost mag het weten. Hij zat bij mij in de eerste kleuterklas. Doodnormale jongen, lelijke ouders, X-benen.

De afgelopen honderzestig trimesters van mijn korte leven leefde ik aan hondertwintig km per uur op de autosnelweg, althans indien er geen file was en mijn auto niet te hard begon te trillen. Op de steenwegen leefde ik aan tachtig km per uur, ook al was dat tien per uur te snel. In bebouwde kommen slalomde ik van links naar rechts, van hoog naar eindeloos diep. Mijn val werd gebroken door hoopvolle migranten.

Onlangs kwam Yves Leterme mijn dorp bezoeken. Zijn voeten stonken als nooit tevoren. Had hij gezweet vandaag? Te veel porei gegeten? Anaal geïncasseerd? Hij glimlachte geheimzinnig, ontblootte zijn gespierde borstkas en toonde zijn nieuwste aanwinst: een tattoo van de gebroeders Grimm.

woensdag 28 april 2010

schwung

Mijn dikste vrienden, 90 kg en meer, vragen vaak waar hun evenwicht ligt: in Monaco of in de moestuin. Na het vallen van mijn frank antwoord ik steevast: in twijfel. Hun verbaasde en in het beste geval woedende blik neem ik er graag bij. Ik ben een nemer; geef mij iets en ik neem het. Noem het egoïsme en ik sla in uw gezicht.

Eeuwige roem zal ik niet vergaren, maar wie weet zal ik ooit blijven nazinderen in het oosten van Oezbekistan. Oezbeekse tieners die posters met mijn kop erop in hun marginale kamertje ophangen, hun moeders die alleen al bij de gedachte aan mij natter worden dan hun versleten dweil, hun vaders die respectvol het hoofd buigen als mijn naam in het rokerige dorpscafé wordt genoemd. Wie weet, wie weet.

Wie weet word ik wel net zo een dikke papzak als mijn dikste vrienden. Zo'n luie schranser en begenadigd drinker. Zo'n pintjespakker die niet weet wat te doen met z'n leven, behalve nog een pintje bestellen. Zo'n lul die z'n eigen lul niet meer kan zien, laat staan gebruiken in een niet-sanitaire daad. De kans is klein, maar ze bestaat. Een mens moet realistisch zijn, zei mijn grootvader altijd.

zondag 11 april 2010

mooi West-Vlaams meisje

Ik was vroeger erg stoer: mijn vrienden luisterden naar techno, Nirvana of Pearl Jam, ik luisterde naar Boudewijn De Groot en De Kreuners. Op kampen en fuiven draaide elke jongen voor de lol een meisje binnen, ik werd verliefd op een onbereikbare schone die geen oog voor mij had. Toch had ik als tiener ook succes, vooral bij homo's en vrouwen ouder dan zestig.

Het eerste meisje dat ik voor de lol binnendraaide - op een donkere avond tijdens Rock Werchter - bleek de dag erna (toen het niet meer zo donker was) een lelijke doos. Terwijl Arid in de Marquee interessant stond te wezen, dankte ik haar dan ook voor bewezen diensten (ik was in haar tentje blijven slapen en had haar domweg en waarschijnlijk niet zo doeltreffend bepampeld).

Enkele maanden later had ik mijn eerste echte relatie, die gedurende mijn hele studentenperiode standhield. Het was geen rampzalige periode, maar de drie laatste jaren bestonden toch vooral uit urenlange diepgaande gesprekken (met liters tranen) over onze relatie en waar het zoal misliep. Toppie!

Daarna, op bezinningstocht naar Spanje, kwam ik een Spaans meisje tegen. Van het een kwam het ander en om kort te gaan: ik had geluk dat ze de pil nam en geen aids had. Terug thuis werd ik plots hevig verliefd op een West-Vlaams meisje met wie ik in een muziekgroepje zat. Aan dat West-Vlaams accent moest ik even wennen, maar vijf jaar en twee kinderen later moet ik toegeven dat ze nog steeds de vrouw van mijn leven is.

vrijdag 9 april 2010

wilfried

Ik kus mijn voeten; ze zijn zo lief, meneer. Het heldere water van de kraan zorgt voor een ongeziene douche. Iedereen, ook het Lam Gods, beeft van opwinding. Wakker zijn ze niet, maar de honden kraaien van genot.

Mijn schoenmaat heet Wilfried. Grote stappen, kleine stappen, vrolijke stappen, zatte stappen, ingetogen stappen, stoere stappen: hij valt bij iedere stap. De winkelier heeft me serieus in de zak gezet. Hij is niet de eerste en zal zeker niet de laatste zijn.

Mijn vrouw zoekt de wasknijpers. Haar leven bestaat uit vele zaken, maar wasknijpers zoeken hoort daar ongetwijfeld ook bij. Wat als haar modeshow in het water valt? Zou ik haar dan troosten en vervolgens tot seks overhalen?

donderdag 1 april 2010

dertien

Later, als je supergroot bent en met een beetje geluk superintelligent, -grappig en -knap (een beetje zoals je papa eigenlijk, nu ik er zo over nadenk)(en als je ook nog een supervrouw hebt, echt helemáál zoals je papa), later dus, zal je misschien terugdenken aan je jonge jaren, hier in het gehucht der gehuchten, onooglijk dorp tussen Wetteren en Aalst, niet ver van een van de drukst bereden autosnelwegen ter wereld.

Misschien zal je twijfelen over je heimat. Je zal sowieso geen echte heimat hebben: zowel je pa als je ma waren inwijkelingen. Het waren buitenbeentjes in de streek, spraken het verkeerde dialect en zochten geen al te diep contact met de buurtbewoners. Ze hadden wel wat beters te doen, dachten ze.

Veel kans dat de tranen je in de ogen springen als je wegdroomt over de ontelbare uren dat je hier in de modder speelde, met een stok in het water ingebeelde vissen ving of in het bouwvallig want gekregen speelgoedhuisje je territorium verdedigde.

Je zal je eigen kinderen vertellen over je jeugd, de tijd dat Yves Leterme de plak zwaaide - 'Hahaha, papa, was die totaal charismaloze hark de baas van België?' - de tijd dat de crisis nog van voorbijgaande aard was - 'Papa, wat is dat, hoogconjunctuur?' - de tijd dat het Westen nog de place to be was - 'Papa, ga je nu eens een écht verhaaltje vertellen in plaats van te mijmeren over je fucking jeugd?'.

Het zal pijn doen om je los te laten, maar je zal niets anders willen. Je zal ons niet vergeten, maar je zal toch vooral aan je eigen toekomst denken. Wij zullen ouder en grijzer worden, nuttelozer en irrelevanter. We zullen niet meer de enige belangrijke mensen in je leven zijn. Maar we zullen er zijn, elke dag opnieuw. Van 9u tot 17u wel te verstaan. Na kantooruren moet je maar bij je schoonouders aankloppen.

vrijdag 26 maart 2010

de man die zijn teennagels knipte

Jozef In Het Kwadraat, een man wiens voorouders vermoedelijk wiskundigen waren, liep ogenschijnlijk tevreden onder een brug. De brug was van staal. Duiven vonden er asiel. Graffitispuiters spoten er graffiti. Condooms werden er gedumpt na nachtelijke avonturen. Jozef keek naar de ingenieuze boogconstructie. Hij dacht aan vroeger, de tijd dat zijn moeder nog leefde.

Het was een zwoele zomerdag. Zo'n dag waar je het hele jaar naar uitkijkt, maar waarop je je - als het eenmaal zover is - vooral ergert aan het stromende zweet en de klotevliegen die erop afkomen. Jozef speelde in de zandbak. Zijn moeder zat op een bankje en breide een sjaal. Jozef keek haar vol liefde aan en dacht: what the fuck breit dat mens een sjaal midden in de zomer? Daarna stortte zijn wereld in; zijn moeder weigerde hem een ijsje.

's Avonds aten ze bloedworst. Het was een prachtige avond om bloedworst te eten, had zijn moeder nog gezegd. Jozef haatte bloedworst. Bloed tot daartoe, maar worst, dat ging hem toch net te ver. Zijn vader, Gustaaf In Het Kwadraat, mompelde iets in de trant van grmbl mmbl vrnkl. Jozef en zijn moeder fronsten hun wenkbrauwen. Daarna luisterden ze samen naar de radio. De radio speelde muziek. De nacht deed wat van haar verwacht werd: ze viel.

zondag 21 maart 2010

de zweep

Het winkelmeisje draagt gele sandalen. De strandbar is gesloten. Twee verdwaalde toeristen raken lichtjes gefrustreerd en maken ruzie. Een reusachtige man zakt ineen bij het eten van zijn laatste hamburger. Mongolen, Chinezen, West-Vlamingen, allemaal rennen ze radeloos rondjes. Ze weigeren om te kijken. Ze weigeren hulp. Hun tegenspelers, ratten en dingo's, wachten rustig af.

Mijn houding blijft dezelfde: mankementen mogen, maar niet vandaag. Laat mij wat gras dat nog groen is. Laat mij het kruis van jezuïeten, zodat ik erin kan trappen als ik daar zin in heb. Hou mij in het oog, nabij het hart. Hou mijn wijstanden maar; ik kan wel even zonder.

De mening van de straat: ridicuul. Geef mij een zweep en ik tem de hele meute. Geef mij een doorsnee dorpeling en ik lach hem vierkant uit. Ook als het een zij is. Een zij met dikke tetten, dat is iets anders. Ja, dat is absoluut iets anders.

vrijdag 19 maart 2010

de gootsteen incluis

Mijn eeuwige droom loopt volgende week ten einde. Ik zal verdrietig zijn noch bang. Ik zal geen bretellen dragen, want dat doe ik sowieso nooit. Welke oelewapper draagt vandaag de dag nog bretellen? Nooit van een riem gehoord, loser?

Mijn zacht en liefdevol karakter komt moeiteloos naar boven als ik de kelderdeur ontgrendel. Het huppelt vrolijk rond als ik de ketting even losmaak. Mijn beste vriend, de dode hond van de buren, kwispelt en kwijlt bij het ruiken van mijn zweet.

Laf en angstvallig als de gemiddelde politicus zal ik mijn schuilplaats pas verlaten als alle sterren gevallen zijn, alle woorden uitgespuugd, alle Kreuners dood en begraven. Wie zal mij opvangen, vol minachting en hopelijk enkele zakken snoep?

vrijdag 5 maart 2010

de gozers

Vroeger, toen ik nog klein en eerlijk was, strandde het leven vaak op de deklat. Mensen lieten hun hoofden hangen van zodra ze de kans kregen. Helaas kregen ze bijna voortdurend de kans. Minstens elke dag. Elke fucking dag.

Ik kon mij moeilijk voorstellen dat het leven bestond uit klagen en zagen. Het hele dorp deed namelijk niet anders. Ze roddelden, zuchtten en steunden. Wisten zij veel dat hun overdreven, irrelevant en volledig onterecht misprijzen ooit zou leiden tot de dood.

Vandaag is het zover: Walter Capiau kamt zijn resterende haren. Hij kijkt omhoog en knipoogt naar het plafond. Het plafond knipoogt verveeld terug.

dinsdag 16 februari 2010

hoepahoel

"When I've got that farting feeling, you'll be gone, gone, gone." Ja, geniale liedjesteksten zijn echt wel mijn ding. Ik verzin ze alsof het niets is. Laatst zei mijn achteroom zelfs dat zijn kleine teen jeukte omdat het in Zwevezele regende. En mijn beste vriend, Jaap Stam, verloor zijn stembanden bij het hoesten rond halftien. Ik smakte misselijkmakend tegen het beschadigde asfalt. Ja, de vorst had zijn werk gedaan: linten doorgeknipt, handjes geschud, geposeerd voor een fotograaf van De Courant van Gruut-Wakkegem. Zijn hond legde ondertussen drollen.

zaterdag 13 februari 2010

een zwangere man

In 1956 verloor mijn tante haar eerste tandje. Ze huilde urenlang. Haar vader raakte oververhit en dumpte haar in de mesthoop. Tot zover het verhaal over mijn tante. Jaren later liep mijn nonkel door de straten van Lissabon. Hij was blij want het ging bergaf. Enkele minuten later was hij verdrietig want het ging bergop. Echt interessant was zijn reisje niet. Ik zweeg, maar mijn blik sprak boekdelen. De Portugezen wisten niet waar ze het hadden.

Spanje, een land in Zuid-Europa, barstte in de jaren tachtig van de mosselen. Junkies verzamelden in Bilbao en protesteerden tegen Walter. Walter vroeg zich af wat hij misdaan had. Zijn vrouw daarentegen wist wel waar de klepel hing. Meer bepaald in Valencia.

Mokkels, sletjes en would-be prostituees hielden de wacht voor het kasteel der zonden. Hun koning, de alom gevreesde Yves Leterme, schreeuwde moord en brand. Zijn badjas was zoek.

vrijdag 12 februari 2010

zoek de misdienaar

Ik weiger te geloven in God, ook al zoekt Hij soms troost bij een gele banaan uit Afrika. De middagstorm is alweer gaan liggen; vadertjes roepen vliegen bijeen, juffen zoeken wasco's, misdienaars sluiten hun ritsen. Zip.

Wanneer, of beter: waarom, zal het leven ooit eindigen? Gisteren? Ik denk het niet. Mijn blaas is nog maar net geledigd of er sluit al opnieuw een winkel de deuren. De wijsneus die optimisme uitvond mag voor mijn part stikken in een nichterige lachbui.

Mijn gematigd optimisme komt ongetwijfeld van mijn natuurlijke ouders, die toevallig ook mijn wettelijke ouders zijn. Ik ben met andere woorden niet geadopteerd. Vind ik dat jammer? Nee. Stinkt u uit uw bek? Vraag dat eens aan uw eerlijkste vriend.

vrijdag 5 februari 2010

de bijzaak

Mijn grootvader, een man zonder complexen, hield zielsveel van de zoo. Hij maakte er elke dag een ochtendwandeling. Zijn lievelingsdieren waren de vrouwelijke opzichters. Bij het voederen van olifanten, nijlpaarden of otters keek mijn grootvader altijd naar de volslanke dames die deze taak op zich namen. Zo wist hij bijvoorbeeld dat 's woensdags om klokslag 9u45 de pinguïns verse vis kregen van zijn persoonlijke favoriet, Linda. Linda had blonde haren, scheve ogen en een gouden tand. Haar stem klonk als een bronstige buffel, hetgeen waarschijnlijk de reden was waarom haar mannelijke collega's haar heimelijk De Buffel noemden.

woensdag 3 februari 2010

my lazy horse

Ik heb twee kinderen: een dochter en een zoon. Ik ben een jonge papa. Op mijn drieëntwintigste bleek mijn vriendin plots zwanger. We hadden geluk: we pasten bij elkaar als zon & zee, berg & berggeit, alcohol & kots zo u wil. Onze dochter is geboren in ons toenmalig huis in Gent, vlak bij het Citadelpark. Mijn vriendin schreeuwde de hele straat bijeen tot de vroedvrouw haar subtiel aanraadde meer kracht te steken in het persen dan in het roepen. Daarna kwam dus onze dochter.

Twee jaar later sprintte onze zoon de wereld in. Hij is met de helm op geboren in ons huidig huis in Lede. Ervaren als ze was, maakte mijn vriendin niet erg veel lawaai. Een uurtje na de bevalling, 's morgens vroeg, stond onze dochter op. Maandenlang had ze mama's buik zien groeien en groeien, maar die bewuste ochtend was het zover: ze had een broertje.

Vandaag, weer een paar jaar later, zwijgt onze dochter geen seconde en kan onze zoon moeilijk stil zitten aan tafel. Al helpt het wel als ik 'schön auf deine poepfe sitzen' zeg.

zondag 31 januari 2010

de stilte voorbij

Hamvragen en kaasrollen raasden door mijn hoofd. Mijn hoofd, anders zo leeg als een leegganger, hield tegen alle verwachtingen in stand. Mijn boekhouder, een Turk zonder weerga, fluisterde dat ik mijn kapitaal moest investeren in cannabis. Mocht ik dat te gevaarlijk vinden, pittavlees was naar het schijnt ook erg rendabel. Ik was er zeker van dat hij gefrustreerd was, mijn boekhouder. Gefrustreerd over ganzenspel, de vogeltjesdans en wie weet over aambeien. Ik betaalde hem mijn schulden. Een last viel van mijn schouders, recht in zijn vuilbak. De kuisvrouw keek verschrikt op.

vrijdag 29 januari 2010

nostalgie

Waar is de tijd dat ik op een winterdag samen met mijn grootvader ging vissen en na een dag onderkoeld thuiskwam zonder vis? Waar is de tijd dat Evert mij elke ochtend op weg naar school voetjelapte en in de modder duwde? Waar is de tijd dat mijn homo-buurman mij met een veelbetekenende knipoog uitnodigde om samen potten te bakken? Waar is de tijd dat ik niet durfde voorover buigen uit angst voor een onverwachte anale aanval van diezelfde buurman? Ach, waar is de tijd? 't Waren mooie jaren vol verdriet, pijn, haat en zure melk. Ik vond het verschrikkelijk toen ik werd opgenomen in het psychiatrisch ziekenhuis van Zwevezele. Mijn veilige omgeving maakte plaats voor een bende zotten met trauma's allerhande. Ik zat daar als enige normale jongen; het was niet te harden. Ik werd uitgelachen, bespuugd en vervolgens jarenlang genegeerd. Sommige verplegers hadden gelukkig wel medelijden: ze aaiden mij en kropen 's nachts stiekem in mijn bed. Ik moest dan zwijgen, want anders vloog ik in de isoleercel. Ach, de isoleercel! Hoeveel dagen heb ik daar gespendeerd? Eenzaam, verlaten, uitgehongerd. Ja, ik had een heerlijke jeugd. Waar is de tijd toch gebleven?

vrijdag 22 januari 2010

het lammetje

Eén luttele seconde vroeg ik mij af waarom mijn broek niet afzakte. Was ik verdikt? Jazeker. Was mijn sixpack verdwenen? Al lang. Hoe het zo ver kon komen? Hang de wijsneus niet uit. Ik weet wel wie mij graag ziet en wie mij liever ziet komen dan gaan. Ik ben niet eeuwig vatbaar voor lafheid. Morgen verdwijnt de onschuld, net als alle dagen voordien. Adam die Eva een oorveeg geeft: dat had ik niet willen meemaken.

vrijdag 15 januari 2010

wiske

Patiënt 546 uit kamer 52 in gang 34 van de 15de verdieping in blok F heeft tandpijn. Mijn moeder haast zich om de feiten te vergeten. Haar buik voelt anders aan: warmer, werchter, dranouter. Ze huilt zelden, maar als ze huilt is het prijs. Mocht er een wereldkampioenschap huilen bestaan of mocht huilen een olympische discipline zijn, mijn moeder haalde zeker goud. Of zilver.

De wolken, de kippen, het strand: alle faketoestanden wil ik kwijt. Liever kwijt dan geil. Liever Toscaanse saus op mijn frietjes. Liever saus in een potje. Lieven hield opnieuw zijn adem in. Leuven blijft afstandelijk, bitter, hautain, ridicuul. Tobback: een blok aan benen.

De mokka smaakt intens, bijna zoals in de reclame van Côte d'or. Ik huil bij het afscheid nemen. Ik mis mijn zakdoek. Had ik hem maar meegenomen. Nu sta ik hier te snotteren als een klein kind. Ik bén een klein kind. Het leven lacht mij toe.