maandag 29 september 2008

slapen zonder zorgen

De vrouw lag in bed. Ze sliep nog niet. Ze wachtte op haar man. Haar man zat op het toilet. Wat hij daar deed kan zelfs het kleinste kind raden: hij loste kruiswoordraadsels op. Hij dacht diep na.

De vrouw viel in slaap. Ze snurkte luidkeels. Haar man lag ondertussen naast haar. Hij kon niet slapen.

Een kind begon te huilen. De man troostte het kind en kroop weer in bed. Het was twee uur 's nachts. De maan was niet te bespeuren. De vrouw had het deken naar zich toe getrokken.

Zes uur. De man stond op en rookte een sigaret. Het was mistig. Hij stapte in de auto en reed weg. Na een tijd viel hij in slaap. Eindelijk.

wilde zwijnen

In China, het land van spleet- en andere ogen, heeft de ekster het nu eenmaal hard te verduren.
Vraag mij niet waarom, maar veel volkeren zoeken de ziel van geplette bananen.
Georges Leekens, een trainer van een Belgisch voetbalploegje, zoekt vooral genot bij wildvreemde vrouwen.

vrijdag 26 september 2008

jaloezie

Evert is nog steeds jaloers op Rebecca omdat zij groene schoenen heeft en hij niet. Hij wil hier iets aan doen. Op een nacht sluipt hij door de straten op zoek naar het huis van Rebecca. Na enkele uren heeft hij het gevonden. Hij heeft ondertussen honger en dorst, maar zijn missie gaat voor. Hij breekt binnen via het kelderraam en vindt haar schoenen in de gang. Hij neemt zijn verfborstel en potje verf en begint haar schoenen paars te schilderen. Hij zou graag Rebecca's gezicht zien als ze morgen naar beneden komt! Terug thuis verft hij zijn eigen schoenen groen en kruipt daarna tevreden in zijn bed.

Evert gaat naar school in zijn groene schoenen. Hij ziet Rebecca nergens. 'Zou ze niet durven komen in haar paarse schoenen?' vraagt Evert zich af, 'Of zou ze overreden zijn door een bus?' Hij besluit er zich niets van aan te trekken en zondert zich af in zijn hoekje op de speelplaats. Het is zíjn hoekje. Niemand anders mag er komen. Hij zit er in de schaduw, naast de vuilbakken. Soms gooien de andere kinderen afval naar hem, maar nu hij groene schoenen heeft zal dat zeker niet meer het geval zijn. 'Het leven lacht mij toe!' denkt Evert opgetogen.

De juffrouw vraagt waar Rebecca is. De leerlingen kijken elkaar aan en trekken hun schouders op. Niemand weet van iets. Helemaal achteraan steekt Evert weifelend zijn vinger op. 'Ja, Evert, weet jij toevallig meer?' vraagt de juf. 'Eh, misschien wel ja...' stamelt Evert. 'Wel, vertel maar, jongen,' spoort de juf hem aan. Evert haalt diep adem en blozend vertelt hij het relaas van afgelopen nacht: 'Ik ben stiekem bij Rebecca thuis geweest en heb haar schoenen paars geverfd. Ik denk dat ze daarom niet naar school durft te komen.' De hele klas schiet in de lach. De juf lacht opgewekt mee. 'Maar Evert toch, wat ben jij een totale loser!' zegt ze na vijf minuten lachen.

Evert kijkt naar zijn handen en voelt zijn bloed koken. 'Wacht maar, juffrouw Sofie, wacht maar. Vannacht is het jouw beurt.' denkt hij vol haat. Hij kan niet wachten tot het donker wordt.

maandag 22 september 2008

hoop

Sinds 2001 hopen alle wolkenkrabbers ter wereld dat ook zij eens het doelwit zullen worden van terroristische aanslagen.
Walter De Buck hoopt al dertig jaar dat Dana Winner eens bij hem op bezoek komt.
En ik, ik zit hier maar zielig en alleen met mijn vrouw, kinderen, familie, vrienden, collega's, aanbidders, fans en profiteurs, te drinken tot de morgenstond en te hopen op een spectaculaire botsing tussen een joggende papzak en een bedelende muzikant.
We zijn ook maar mensen, hé.

vrijdag 19 september 2008

twee mensen

Twee mensen liepen samen. Ze hielden elkaars hand vast. Hun hond was net aangevallen door een andere hond. Zijn kop was aan flarden gebeten, maar met een beetje geluk zou hij het overleven. Hij zou nooit meer dezelfde zijn, zou nooit meer zelfstandig kunnen eten, maar hij zou er wel nog zijn. En dat vonden de twee mensen belangrijk. Hun hond lag een week bij de dierenarts. De dierenarts leverde knap werk en verdiende een flinke stuiver aan hun hond. Hij had zelden zoiets meegemaakt. De meesten zouden hun hond een spuitje willen geven, maar deze twee mensen niet. Zij spaarden kosten noch moeite om hun hond erdoor te krijgen. En met succes. Een week later was hun hond weer thuis, dolgelukkig, al moest hij opletten dat hij niet te enthousiast blafte. Hun andere hond was ook tevreden. Zo een hele week alleen was toch niets voor haar. Nu konden ze weer samen spelen.

Ze lagen in de zetel, alle vier: de twee honden en de twee mensen. Ze keken naar tv en vielen in slaap. Midden in de nacht werden ze wakker. Er werd op de deur geklopt. Het was God. God sprak tot hen met een accent dat verbazend veel aan de man van Melle deed denken: 'Beste jongelingen. Ik ben God. Ik mag jongelingen zeggen want ik ben al heel oud. Als ik het goed heb ben ik de oudste van de hele wereld. Straf hé. Eigenlijk zou ik in het Guiness Book for World Records moeten staan, maar die klootzakken geloven mij niet. 'k Heb hen nochtans al vijfendertigduizend keer geschreven.' God pauzeerde even, keek naar het plafond en barstte in tranen uit: 'Ach, ik voel mij niet goed. Ik heb nood aan liefde, affectie, bier en anale seks. Ik wil voetballen met de straatkinderen uit Lembeke. Ik wil het Belgacomgebouw beklimmen en ervan springen, net zoals alle normale mensen. Ik wil God niet meer zijn!'

De honden begonnen lichtjes te grommen, de ene al iets overtuigender dan de andere. Eén van hun baasjes gaf God een schouderklopje en zei: 'Maar God toch, het leven kan niet altijd rooskleurig zijn. Het is normaal dat ge eens een dipje hebt. Mijn vrouw heeft dat elke dag! Trouwens, het gras is altijd groener aan de overkant. En 't is maar door te vallen dat je leert opstaan. Na regen komt zonneschijn. Liever twee kippen op een stok dan een vrouw met wrok in uw broek. Harde noedels in kokend water worden zacht een beetje later. Walter Capiau is ook maar een klein ventje dat elke zondag zijn gras afrijdt.'

God geeuwde verveeld en zocht naar excuses om te kunnen vluchten: 'Eh, allemaal heel interessant, maar ik herinner mij plots dat ik dringend bij Monica Lewinsky op bezoek moet gaan. En mijn was moet opgehangen worden!' Hij spurtte weg en struikelde over een palet tegels. Hij overleefde zijn val niet.

een mottig ventje

Een mottig ventje herken je aan zijn voetbalschoenen, zei mijn grootvader altijd. Ik hield zodanig van mijn grootvader dat ik elke week zijn spaarpot leegroofde. Hij vond dat niet erg, zei mijn grootmoeder dan. Ik hield wel van mijn grootmoeder. Het was een kranige oude zatlap. Ze dronk een bak Pale Ale per dag. Ik keek daar enorm naar op. Elke vrijdag was het visdag, maar wij aten boterhammen met hoofdvlees. God wil het zo, zei mijn grootvader autoritair. Ik respecteerde hem met heel mijn hart en ziel, maar na dergelijke uitspraken schopte ik toch meestal recht in zijn aangezicht. Ja, ik was een rebelse jongen.

de maskerade

Ik ging naar een gemaskerd bal in Zevergem, De Pinte. Aan zijn angstzweet herkende ik Yves Leterme. Verder waren ook koningin Paola, Tia Hellebaut en Geert Lambert goed herkenbaar. De Croo viel pas op toen hij begon te spreken. Herman Brusselmans deelde zijn meest recente boek, 'Een dag in Gent', gratis uit. Jacques Rogge was zoals steeds erg onopvallend. Niemand herkende hem.

Ik nam de microfoon en begon aan mijn speech: 'Hooggeachte aanwezigen, ik moet dringend naar het toilet.' Enkel Kamagurka kon hier engiszins mee lachen. Het deed hem denken aan een cartoon die hij in de jaren zeventig had getekend. Ik knipoogde naar hem, maar hij ontweek mijn blik. De omhooggevallen drol.

Wiskunde was nooit mijn sterkste vak. Ik haatte sinus, cosinus, matrices, integralen, lateralen, marginalen en poutrellen. Ik liep rond op dat gemaskerd bal en moest denken aan mijn lerares wiskunde van jaren geleden. Ze heette Stook. Het was een klein vrouwtje, maar ze wist van wanten. Haar grootmoeder was al lang dood. Ze had een mentaal gehandicapte zoon als ik mij niet vergis. Ze kon heel goed uit het hoofd rekenen. Verder trok ik mij niet te veel van haar aan.

Dieumerci Vanacker, een boer met een exotische voornaam, sprak mij aan. Ik herkende hem aan zijn stinkende bek. Hij at elke dag pitta met looksaus. Hij vertelde een lol over schijnzelfstandigen, waarbij zijn speeksel in mijn gezicht terechtkwam. Gelukkig had ik een masker aan. Ik lachte luidkeels, zoals het hoort, en trok aan de alarmbel. Iemand riep 'Brand!!', paniek alom, hysterische vrouwen vielen over hoge hakken, dikke mannen zochten vlug nog iets om te sneukelen vooraleer ze zich naar uitgang begaven, maskers vlogen door de lucht. 'Aha, nu herken ik u,' zei koningin Paola triomfantelijk tegen een man die al de hele avond met haar stond te babbelen, maar nu zijn biezen pakte, 'Gij zijt Frank Bomans, nietwaar?'

woensdag 3 september 2008

pater Damiaan

Soms vraagt men mij hoe het eigenlijk écht met me gaat.
Ik antwoord meestal zo:

"De wereld vergaat. Bomen verliezen hun interesse in tonijnsla. Wolkenkrabbers hebben overal jeuk. Ik sta te kijken naar alles en niets. Ik hoor pater Damiaan zingen. Hij zingt een lied. Walvissen, krabben en mosselen houden een theekransje. Ze hebben geen besef van eender wat. Evert, een imaginaire man wiens naam mij telkens als eerste te binnen schiet als ik begin te schrijven, denkt diep na. Wortels worden geraspt. Een golf verschijnt en verdwijnt. Alles eindigt ooit. Martha, een dame zonder capsones, loopt tegen de muur. Maar ik voel mij eigenlijk wel goed, hoor."