zaterdag 29 november 2014

platte kaas

Ik droomde dat de Aveve gesloten was. Ik had net mijn camionette geparkeerd, voor de helft op het trottoir. Het winkelkarretje aanvaardde enkel 1 of 2 euro. Geen vijftig cent. Ik was terug naar mijn camionette gegaan, had alles overhoop gegooid, uiteindelijk een euro gevonden onder de handrem. Terug bij de winkel gleden de automatische deuren niet open. Ik dacht aan een defect maar toen zag ik binnen geen enkel licht branden en geen enkele medewerker in groene tenue die vriendelijk probeerde te lachen. Het was nochtans woensdagnamiddag, de JBC aan de overkant deed gouden zaken.

Ik schrok wakker. De hond van de buren blafte. Ik keek door het raam en zag twee katers vechten. Een streep maan hing achteloos in een hoek van de hemel. Ik ging naar beneden, zette koffie. Op tv interviewde Lieven Verstraete voor de vijfde keer de omhooggevallen politicus van de dag. Het ging over indexen, vermogens en platte kaas. Ik nam een slok en dacht aan Walter Godefroot. Hoe die man in 1967 Nokere Koerse won: respect.

Je vroeg wat ik aan het doen was. Je nachtkleed was licht doorzichtig, je tepels zacht en vredevol. Ik zei dat ik aan Walter Godefroot stond te denken nadat een droom over de Aveve mij wakker gemaakt had. Je glimlachte en ging terug naar boven. Wat had ik zin in jou. Ik hield je bijna tegen om je borsten te kussen, maar wist dat je morgen vroeg op moest. Ik plofte neer in de zetel en besefte te laat dat ik de zapper nog niet bij me had.

maandag 24 november 2014

ergens tussenin

Mijn plannen om een volgende nationale betoging eens in een onnozel gehucht in plaats van in Brussel te organiseren, kregen vorm in Zwevezele. Ik had een zwak voor dergelijke plekken. Ze waren lelijk en troosteloos, zeker als het wolkendek zo dik was dat het leek alsof het de hele dag schemerde. Maar ik voelde me er goed. Hoe zieliger het dorp, hoe vrijer mijn gemoed.

Ik zat met mijn vrouw en kinderen in de goedkope gezinswagen. We stopten bij Slagerij het Serpent. We kochten vijf bouletten en een kwart kilo préparé. Mijn vrouw sprak West-Vlaams dus zij voerde het woord. Het Serpent vertelde over haar nonkel die op zijn sterfbed lag. Mijn vrouw knikte en betaalde, ik keek naar een dode kip.

Zouden we picknicken op het kerkhof of in een bushokje? Het werd ergens tussenin. De jongste at een volledige boulet. De middelste gooide steentjes naar een vuilbak. De oudste neuriede de hele tijd. Een vrachtwagen van H. Essers denderde over de kasseien. Het beloofde een mooie dag te worden.

vrijdag 14 november 2014

hinkelen was ook een optie

Elegant kon je haar niet noemen. Ze leek meer op Gui Polspoel die net uit bed kwam dan op Lana del Rey met knalrode lippenstift en diepe decolleté. Maar ik hield van haar zoals ze was: stormachtig, ijzersterk, staalhard. Ze riep mij, ik huppelde naar haar toe, likte haar hielen. Mager was ze niet, maar haar blik was onweerstaanbaar.

Gods wegen lijken ondoorgrondelijk. Enkel de E40 ter hoogte van Erpe-Mere kent voor mij geen geheimen meer. Ik neem er elke dag de verkeerde afslag. Mijn grootmoeder die in de hemelen zijt lacht zich een nog grotere bult dan ze al had. Mijn grootvader weigert zijn mond open te doen, behalve als meneer pastoor met een hostie passeert.

Ik zit hier in mijn geblutste wagen. Het rechtervoorlicht is kapot. Hoe moet ik dat aan de garagist uitleggen? Voor hem is het waarschijnlijk links. Tenzij garagisten het perspectief van de bestuurder hanteren, zoals tandartsen dat van de patiënt. Ik heb mij al vaak afgevraagd wie op dat geniale idee is gekomen. Waarschijnlijk een Amerikaan of een Zweed.

zondag 2 november 2014

hoed in de hand

Zie mij hier zitten. De man van uw dromen. Ik zie de straten, de vrouwen, de buggy's. Ik voel de valse warmte, de ingehouden woede. Men vraagt mij welke bakker de beste broden heeft. Ik moet het antwoord schuldig blijven. Ik eet geen brood meer, ik eet eenzaamheid.

Wie of wat heeft mijn knikkers gestolen? Ik was even in slaap gevallen, droomde van de tuin bij mijn grootouders waar ik als zesjarige de wereld veroverde. Ik klom in bomen, schoot met mijn katapult op mussen, keek naar de voorbij glijdende wolken en hoopte dat het spaghetti was als avondeten. De klokken van een verlaten kerk trokken mij terug tot waar en wat ik ben, en kijk, mijn knikkers liggen niet langer voor mijn voeten. Misschien heeft de wind ze in de riolering geblazen. Ja, laat ons daarvan uitgaan.

Je huilt om mijn verdriet. Je voelt mijn schaamte. Je raapt me op, kordaat maar teder. Precies zoals ik je graag heb. Ik voel een glimlach opkomen, maar hij verdwijnt ergens diep in mijn keel. Je bestelt twee koffies. Een voor jou en een voor mij. Ik voel je blik, je onbeantwoorde liefde. Een man passeert, hoed in de hand. Hij lijkt op weg naar huis, op weg naar vrouw en kinderen. Hij lijkt gelukkig. Ja, hij lijkt erg gelukkig.