woensdag 27 februari 2008

80 rijmt op tachtig

Een kind speelde met een bal op een hoek van een straat.
De wind waaide, waardoor bladeren dansten.
Een zatlap reed te snel en met een gsm in de hand in een gele bmw.
De bal belandde op straat. De bmw reed erover. Het kind huilde. De zatlap stapte uit. Hij zei: 'Had Frank Deboosere zo een felle wind voorspeld?' Het kind snikte: 'Nee, maar Eddy De Mey wel.'

donderdag 21 februari 2008

verwijfde mannen

Een verwijfde man stapte een café binnen en bestelde een koffie.
'Eén koffie aub,' zei hij tegen de barman.
'Komt eraan,' antwoordde de barman. De barman was ook redelijk verwijfd.
'Mooi weer vandaag,' zei de barman even later.
'Wat je zegt!' antwoordde de verwijfde man.

En zo hadden twee verwijfde mannen enkele nutteloze woorden gewisseld.

druk druk druk

Het was vandaag weer een superdrukke dag: het regende, dan scheen de zon, er stond een redelijk felle wind, het fietspad was niet goed onderhouden, duiven vlogen heen en weer, de ambulance passeerde in de namiddag, de bakker was gesloten en tot overmaat van ramp vond ik mijn lievelingskousen niet.

en hij zag goed dat het redelijk was

Vorige avonden liep hij alleen maar wat te zeiken tegen afgelegen lantaarnpalen en deze avond was niet anders: hij zocht een afgelegen lantaarnpaal en begon er tegen te zeiken. Ik riep nog 'maar jongen toch, zou je dat wel doen?' maar het had geen avance; hij zeikte tot hij erbij neerviel. Een auto naderde, vertraagde, maar reed dan toch maar door. Ik vond dat verschrikkelijk en belde de flikken. Ze namen niet op, dus ging ik maar naar huis. Daar aangekomen plofte ik in de zetel en viel uitgeput van het vele denken in een diepe slaap.

maandag 4 februari 2008

twee dan maar

Onze nieuwe auto reed als gegoten. We hielden van elkaar, zo op weg naar het zuiden. We stopten voor een capuccino uit een automaat in een tankstation. Met een beetje geluk was het een nieuw automaat; die hadden lekkere capuccino's.

De zon scheen. Enkele Duitsers voelden zich overdreven goed in hun vel en gooiden zomaar hun lege blikjes op de grond. Een vogel schreeuwde het uit.

Ik kuste je verrassend op de wang. Van het een kwam het ander en we ontdekten dat de veringen van onze auto goed werkten. Liever vier goede veringen dan een kop vol puisten, zei mijn grootvader altijd.

We keken op de kaart en zagen dat het noorden ginder lag. Je wees naar een voorbijrijdende auto, maar ik sloeg net mijn ogen dicht. De zon scheen er te fel in. Het was middag en Duitsers zweetten. We aten een broodje.

De siësta deed deugd. We droomden over allerlei zaken. Daarna was het tijd om weer door te rijden. Het was al donker aan het worden, dus deden we de lichten aan. Die schenen tevreden.