zondag 22 juli 2012

sandra

Nee, ik kende je niet erg goed. Maar ik wist dat je ziek was. Dat je ging sterven, ooit, net als iedereen. Je was de mama van een klasgenoot van mijn dochter. Je hield je sterk en bleef geloven in een goede afloop.

Je was enorm vermagerd, ziek van de chemo. Je man vermagerde mee. Je zoon ging naar school en haalde kattenkwaad uit, net als alle jongens van die leeftijd. Mijn dochter kwam vaak thuis met de boodschap dat hij haar geplaagd had. Maar eigenlijk vond ze het wel leuk, die negatieve aandacht.

Het ergste vond je dat je zoon je niet zou herinneren als jij er niet meer was. Dat je zou vervagen tot een foto of een filmpje, zoals een verre tante of overgrootmoeder die hij nooit gekend heeft. Maar neem van mij aan: je zal altijd bij hem zijn. Of hij het nu wil of niet.

Je zal bij veel mensen blijven. Je was levendig, vol energie, een vechter, een dromer. Ik kan mij voorstellen dat je een heerlijke partner was. Goed in bed, fijn op reis, weinig kans op sleur. Kookte je graag? Ik weet het niet.

Je laat een enorme indruk na. Je had nog zo veel te doen. Jullie hadden nog zo veel te doen. Sterven is nooit leuk, maar nu al, zo vroeg? Het is een cliché, maar het is echt niet eerlijk.

Ik hoor dat je met een glimlach bent heengegaan. Prachtig hoe je man dit als laatste beeld mag meenemen. Waarschijnlijk lach je nu ook ergens, verlost van de pijn, met een gerust gemoed. Wetend dat alles goed komt. Dat Joben de wereld zal veranderen. Dat Jean-Marc je liefde voor eeuwig zal koesteren.

Zachte groet
maarten

dinsdag 5 juni 2012

de wereld (die welt)

Ik ben de wereld. De molshopen in mijn tuin. De wereldreizen die ik nooit zal maken. Spaghetti bolognaise met krampen als gevolg. Ik ben Turkije, algebra, Obama met tandpijn.

Ik ben de slechtste reclame ooit, die van Jetair, met die twee etters van kinderen. Ik ben Walter Capiau, Frank Deboosere, Bart De Fucking Wever. Ik ben de onopvallende decolleté van vrouwen die niet beseffen dat ze prachtige borsten hebben. De grasmachine van de buren, een geeuw die langer mag duren.

Ik ben de ontbossing, de uitlaatgassen, de overbevolking, de goedkoopste tuinslang uit de Aveve. De Nopri van vroeger. De bio-time producten uit de Colruyt. Dreamland waar kinderen hysterisch huilen omdat ze niet weten wat te kiezen. Ikea waar mannen verdwaasd achter hun vrouw aansloffen. Verse basilicum op tomaten, met een heerlijk vinaigrettesausje, zelf gemaakt, met honing en mosterd.

Ik ben Suske en Wiske, Roodkapje, Pippi Langkous. Walter Van Beirendonck, huilend bij zijn moeder. Ik ben zijn moeder, vrezend voor dementie. Ik ben de regen, de roltrappen van de Inno. Of van de metro in Londen. Ik ben de hoeren van Brussel-Noord. De orang-oetangs van de Zoo in Antwerpen. De pony hier in de weide naast mijn huis, met zijn megagrote lul.

Ik ben het, de man zonder boodschap, zonder enige clou. Zonder verhaal, zonder begin en zonder einde.

dinsdag 29 mei 2012

soep voor dummies

Het was een prachtige ochtend. De zon scheen, een zacht briesje streelde de boomtoppen, een kabbelend beekje meanderde rustig tussen boterbloemgele velden. Je ogen fonkelden nog feller dan de sterren die we afgelopen nacht arm in arm aanschouwden.

Ik fluisterde in je malse oren dat Bart De Wever fel vermagerd was de laatste tijd. Dat hij zeker veel stemmen zou verliezen, gewoon door het feit dat hij niet meer de onwaarschijnlijke dikzak was van vorig jaar. Vlamingen stemmen niet op magere populisten. Ze zijn hypocriet en dom, houden van de valse underdog, drogen hun tranen aan de zakdoek van hun overleden grootouders, wiens geld ze verbrassen aan weekendjes in Blankenberge, flatscreens, Audi A4's en deprimerende Ikeabezoekjes. Ze stinken naar ongewassen hond, verwaarlozen hun kinderen door hen alles te geven, dromen van darkrooms vol ongeschoren oksels en hijgende zeugen. Ze gaan vissen of kijken naar de voetbal, geven commentaar op alles en iedereen, zijn nooit tevreden, behalve als ze barbecueworsten vreten op kosten van de buren.

Je keek me aan met een blik vol walging. Je maakte aanstalten om mij te laten zitten, voor eeuwig en altijd, mij voorgoed aan de totale verloedering over te laten, mij terug naar mijn geboortedorp te bannen, tot aan mijn pensioen vastgekluisterd aan inteeltarbeiders en werkloze pseudo-invaliden. Maar je bleef staan.

woensdag 2 mei 2012

de max

Ik wou dat ik honger had, zin in wiskunde, vrienden in Saudi-Arabië. Ik wou dat ik schapen had, blatend in de leegte, kauwend op hun tanden. Mocht ik blauwe ogen hebben, ik zou ermee staren naar Godfried Danneels.

Toen ik vorige week in Londen het gazon van de buurvrouw besproeide met overtollig sperma, moest ik denken aan een rusteloze avond in 1990. Er was een reusachtig onweer gaande ergens op de aardbol, muskieten vlogen driftig heen en weer, mijn mama keek naar het laatavondnieuws en zuchtte niet eens zo diep. Ik lag in bed en maakte mij zo klein als een tennisbal. Pete Sampras zou mij resoluut naar de ballenjongen teruggegooid hebben, zo klein was ik.

Een jongedame hield mij tegen. Ik glimlachte, voelde aan haar borsten en genoot van de regen. Ze vroeg of ik een witte paraplu had. Ik zweeg en keek de andere kant op. Een taxi gleed voorbij. Een snaterende eend vloog blindelings tegen de etalage van de Hema. Ik dacht aan de winter van 1992, toen het op een gegeven moment -5 graden vroor in Sint-Maria-Oudenhove. Zoals altijd dronk de plaatselijke bevolking vaten bier alsof het de laatste avond van hun leven was. Net voor sluitingsuur werd er aan de deur geklopt, hard geklopt, zacht geklopt. Een uitgehongerde kip vroeg trillend op haar poten de weg naar het dichtstbijzijnde postkantoor.

maandag 16 april 2012

zeeman

Ik wacht op je. Al honderd jaar. Mijn mieren zijn allang dood. Ik gaf hen te eten en te drinken maar blijkbaar houden mieren niet van spruiten en koffie. In een vlaag van colère trapte ik hen allemaal zo plat als een vijg. Eén miertje liet ik leven. Hij stierf enkele weken later van eenzaamheid. Mijn verhaaltjes en kinderliedjes mochten niet baten.

Ik vond het erg, de dag dat hij stierf. Zijn begrafenis verliep heel sereen, bijna professioneel. Ik had mij dan ook goed voorbereid. De gasten waren tevreden, sommige huisvrouwen huilden. Ik hield mijn tranen tegen. Toon nooit je zwakheid, zei mijn grootvader telkens hij kermend van de pijn op de grond lag te rollen. Mijn grootmoeder was toen meestal een taart aan het bakken. Het mens dacht daarmee in de hemel te geraken.

Na de begrafenis liet ik een paar paarden vrij. Ze stonden al lang genoeg te grazen in die veel te kleine wei. Dolgelukkig galoppeerden ze uit het zicht. De horizon schrikte even op, maar keerde snel terug tot haar standaardvorm: een troosteloze streep met uitlaatgassen en overijverige lintbebouwing. Ik wachtte nog even. Op de kerktoren zaten zeventien kauwen. Ik hield van je, al honderd jaar.

vrijdag 9 maart 2012

kwispel

Ik stap elke avond over een beek en kijk omhoog naar de wolken. Ik denk dan na over Jezus. Zijn kruis, zijn ingewanden, zijn holbaard. Ik huil soms. Van verdriet of totale leegte. Van zinloosheid of diepe pijn. Pijn aan de ballen of aan de neus. Mijn ballen hebben hun werk al gedaan. Ik heb twee kinderen. Een dochter en een zoon. Prachtkinderen, wonderen der natuur. Lief en zorgzaam. Goed opgevoed.

Hun mama, mijn vriendin, wordt in augustus mijn vrouw. Waarom trouwen jullie eigenlijk, vroeg haar moeder onlangs. Ik stond even met mijn mond vol tanden. Van mijn schoonmoeder had ik zo'n vraag niet verwacht. Wat moest ik antwoorden? Omdat we elkaar graag zien? Omdat we onze liefde willen delen met al wie ons dierbaar is? Omdat mijn zussen ook al getrouwd zijn en er massa's geld aan overgehouden hebben?

Mijn zussen, wie zal hen redden? Hun echtgenoten zijn vooral met hun carrière bezig. Hun vader is bezeten door biljart. Hun moeder heeft meer last van kwaaltjes dan van haar biljartende man. Hun vrienden zijn op één hand te tellen. En ik, ik sta er ook maar bij en kijk ernaar. Ben ik een waardige broer? Vriend? Zoon? Man? Papa?

Natuurlijk, denk ik dan bij mezelf, starend naar de maan die door de wolken schijnt. Ik ben fantastisch. De coolste man die ik ken. Altijd paraat om iemand uit de nood te helpen, te troosten of goede raad te geven. Bij mij kan je je diepste geheimen kwijt en je meest banale gedachtegangen. Bij mij kan je thee krijgen, koffie of gin-tonic. Ik ben Maarten, hier aan de beek. Je herkent me aan m'n tranen.

vrijdag 10 februari 2012

siegfried

De waarheid moet soms ook verteld worden. Ik klopte gisteren aan bij Siegfried Bracke en verraste hem met een kneep in de ballen. Hij schreeuwde het uit van de pret en begon meteen zijn kat te neuken. Anaal, want het was een kater.

Ik walgde van zoveel tristesse en riep enigszins in de war: 'Maar zielige klootzak toch, kunt ge geen Oost-Europese hoer betalen? Die wonen hier niet ver van! Die verlangen naar omhooggevallen drollen! Die laten u met plezier allerlei vieze dingen doen, zoals met modder gooien en in uw neus peuteren en zo! Die vinden dat plezant!'

Siegfried stopte even met zijn bezigheden en omhelsde in gedachten zijn overleden vader. Waar was de tijd dat hij nog braaf met knikkers speelde en onschuldige wormen in duizend stukjes kapte?

maandag 2 januari 2012

de pottenbakker

Vroeger, toen er van Apple en Bart de Wever nog geen sprake was, speelde ik in velden en op dijken. Bomen, bunkers, vervallen schuren, kreken, boomgaarden: het was mijn speelterrein, mijn territorium. Samen met mijn maat Fred heerste ik er over de wereld.

Ik had een buurman. Zijn tuin was een paradijs, zeker in de winter. Toen zijn vijver bevroren was en hijzelf op reis, haalden Fred en ik zijn tuinstoelen uit de stalling en speelden er dagen aan een stuk op het ijs. Een andere keer, ergens in de zomer, was mijn buurman weer eens weg naar het zuiden. Fred en ik ontdekten een kelderraampje dat nog open stond. Wij naar binnen: tutti frutti's in de frigo en seksboekjes in het nachtkastje; het feest kon niet op.

Mijn buurman had veel vrienden, vooral mannelijke. Al snel leerden mijn ouders mij dat er verschillende soorten mensen bestaan: niet iedereen wil een partner van het andere geslacht. Ik stelde er mij niet al te veel vragen bij. Hij stak nooit een vinger naar mij uit, al mocht ik wel bij hem gaan pottenbakken en mijn zussen niet.

Vandaag is hij vijftig en heeft hij kanker. Hij heeft de hele wereld rondgereisd, zijn eigen huis gebouwd en tot in de puntjes afgewerkt, als verpleger gewerkt en als staalarbeider, hij kwam geregeld een koffietje drinken bij mijn moeder, twee viswijven samen, de problemen van de straat en van de wereld in één teug doorspoelend. Nu is hij terminaal ziek. Het leven van één van de sterkste en gezondste mannen van de Lage Landen zal veel te vroeg eindigen. Hij weet het, zijn vriend weet het, het hele dorp weet het. Maar niemand die er iets aan kan doen, zelfs de patroonheilige van de holboorders niet.

Ik heb nog niet veel miserie gekend in mijn leven, ook al heb ik twee kinderen, een West-Vlaamse vrouw en woon ik momenteel in de ruime periferie van Aalst, arbeidersstad zonder enig gevoel voor vooruitgang. Opgroeien met twee oudere zussen, een belastingcontroleur als vader en een halve jodin uit Antwerpen als moeder, was evenmin een sinecure. Mijn grootouders stierven allemaal toen ik nog jong was. Ik huilde soms als ik het laatste kruimeltje van de cake niet kreeg. Ik kreeg hooikoorts op mijn negentiende. Ik ben maar een meter achtenzeventig. Ik word soms nat van de regen en heb niet genoeg geld om een deftige camionette te kopen. Kortom, mijn buurman die triest voor zich uit staart, pijn lijdt en niet anders kan dan wachten, is veruit het ergste dat ik in dertig jaar tijd heb meegemaakt.