dinsdag 19 mei 2015

geile pony

De Afrikaan die mijn afwas doet, heeft een verleden. Hij weigert de trap te stofzuigen, dus ik vermoed dat hij ooit in een trappenfabriek werd uitgebuit door een louche Chinees. Of hij moet niet weten van mijn Dyson DC33c Origin. Al moet ik zeggen dat mijn Dyson echt wel elk stofje opzuigt. Fantastische bakje, mijn Dyson DC33c.

Ik geef mijn Afrikaan een koffie verkeerd. Hij roert erin met een vork. Ik lach mijn tanden bloot. Een vork is niet om te roeren, goede vriend. Een vork dient om te prikken. Prik prik prik. Zijn bloed blijkt donkerder dan Heinz Tomato Ketchup. Niet morsen, vriend, mijn Dyson kan niet tegen vocht. Hij excuseert zich eenmaal, andermaal, verkocht.

Ik toon hoe goed ik hinniken kan. Net een geile pony. Ik spring op en neer. Het parket kraakt onder mijn hoeven. Je kleedt me uit. Je wast me. Je poetst mijn tanden. Nog één verhaaltje en dan flink slapen hoor. Het is te donker. Ik doe mijn lampje aan. Een elfje vliegt de kamer binnen, stralend, vol liefde. Geruisloos neem ik mijn vliegenmepper.

dinsdag 12 mei 2015

het volk

We moesten optreden in Zelzate, parel aan de Belgisch-Nederlandse grens. Eerst raakten we de weg kwijt. We bleven rondjes rijden tussen fabrieken, troepjes communisten en een kanaal. Uiteindelijk vonden we toch de plek waar we verwacht werden: het Dageraadplein aan de salafistische kerk. Er was geen kat. In een verre hoek, onder een linde, stonden twee priesters elkaar af te trekken. We deden de koffer van onze Nissan Micra open en merkten dat we onze instrumenten niet mee hadden. Gelukkig maar. We hadden nooit gerepeteerd, speelden zelfs geen enkel instrument. Wie had ons eigenlijk geboekt? We bestonden niet, hadden geen manager of Facebookpagina.

We reden door naar Kemzeke. Het was er zonnig. Bij de eerste grote eik sloegen we linksaf. Na het derde kapelletje nogmaals linksaf. Dan rechtdoor, secondelang, tot we aan het grote podium kwamen. Wat een prachtig podium, zeiden we tegen een passant. Het is de main stage, antwoordde hij bitsig. Zijn hond piste tegen een lantaarnpaal. Is dat de main pole waar uw hond tegen pist, vroegen we grinnikend. De passant zocht een antwoord, maar onze aandacht was al drie minuten elders. De zon verdween achter een wolk. Het volk begon te morren. We schraapten onze keel, de micro's werkten perfect.

Het was niet gemakkelijk om je achter te laten. Je sliep zo vredig, zo diep. Alsof er niets aan de hand was. Mijn trui was je kussen. Ik wou je nog een brief schrijven, maar mijn stylo was leeg en ik vond geen papiertje in je handtas. Er zat wel kauwgom in. Zou nog van pas komen. De weg was nog lang.

zaterdag 9 mei 2015

Hotel Turkmenistan

Die avond in Turkmenistan hadden we voor het eerst ruzie. Je schold mij niet uit, ik gaf jou geen klap, maar we waren kil en afstandelijk. Als we al spraken, was het over banaliteiten. Zaken die er langs geen kanten toe deden. Maar meestal waren we stil en keken elk een andere kant op. Ik naar het water, jij naar de grijze woonblokken. Na twee uur wandelen kwamen we terug bij ons hotel aan.

Ik had jou nooit eeuwige trouw beloofd in goede en kwade dagen. Laat staan bij ziekte, dood, kilte of afstandelijkheid. Toen de burgemeester mij de vraag stelde, knikte ik kort. Het kon evengoed een spastisch trekje geweest zijn. Mijn lippen bleven stijf op elkaar. In het trouwboekje zette ik een valse handtekening. Geen haan die ernaar kraaide.

Je was in slaap gevallen. Ik keek nog even naar tv - in Turkmenistan's Got Talent floot een krachtpatser de zevende van Beethoven met zijn anus - vooraleer ik de stad in trok. Ik wou de Turkmeense bevolking wel wat beter leren kennen. Ik stapte een sushibar binnen en praatte met het personeel. Ze hadden heimwee naar Tokio en stokjes van goede kwaliteit.