vrijdag 25 september 2015

FC Retie

Dit verhaal is er een van liefde. Liefde voor groepsverkrachting, prikkeldraad en worstenbroodjes. We spraken af in het centrum van Retie. Ik had mijn blauwe kousen aan, ze waren pas gewassen. Fuck the police, riep ik tegen mijn grootmoeder. Ze juichte met me mee, fluimde tegen de veel te imposante voordeur van het gemeentehuis. We hadden net een heel weekend Scrabble gespeeld, dat deden we altijd als er een nieuw kankergezwel ontdekt was.

De dokters keken langs ons heen. Ze dachten aan hun nachtelijke escapades. Ze droomden van tepelklemmen en buttplugs. Ik zag hun grijns, hun zelfgenoegzame blik, hun opgetrokken neus. Wie waren wij om hun onverdeelde aandacht te verdienen. Wij, dorpelingen zonder doel. Wij hadden niets te betekenen hier, dit was ons territorium niet. Maar wacht als we thuis zijn. De Kutstraat in Retie is ons terrein. Mensen vragen er nederig onze toestemming om populieren te rooien, fietsen in het kanaal te gooien, honden te laten kakken op het voetbalveld van FC Retie.

Daar, op het voetbalveld van FC Retie, heb ik jou voor het eerst ontmoet. Je werd lastiggevallen door twaalf supporters van KV Kilowatt. Het scheelde niet veel of je had het niet meer kunnen navertellen. Vliegensvlug sloeg ik de daders aan diggelen. Ze wisten niet wat hen overkwam, zo een flitsende kracht hadden ze nog nooit meegemaakt. Huilend om hun moeder kropen ze naar hun Mercedessen en hun Audi's. Ik tilde je op, streelde je haren, kuste je lippen. Ik wist dat het ongepast was, maar ik kon niet anders dan je lippen kussen en je borsten strelen. Er was een hogere kracht mee gemoeid. Je was van mij. Van mij alleen. Je was mijn territorium. Mijn eerste en mijn tweede helft. Ik gaf het fluitsignaal en trapte zelf de penalty binnen.

zaterdag 5 september 2015

de varken spoot

Zet een hesp voor je raam vannacht. Pata negra als het even kan. Ik weet dat je vegetariër bent, maar alsjeblief, zet je fucking principes opzij. Schuif ze aan de kant. Negeer ze en eet mij op. Verslind me. Je hebt me nodig. Ik zit vol met ijzer. Vitamine B. Allerhande mineralen. Je zal er zo bleek niet meer uitzien. Je ogen zullen weer blinken. Laat mij ze nieuw leven inblazen. Ik zal heel diep inademen en je vuur een laatste keer aanwakkeren. De vlammen zullen zichtbaar zijn tot in de Kempen.

Laat me nog één keer alleen. Ik heb nog iets af te maken. Nee, niet ons konijntje. Het huppelt te schattig. Het toont mij de weg naar grassprieten en savooikool. Ik haat savooikool. Maar zo tussen het gras en de savooikool huppelt het verdomd schattig. Ik huppel haar achterna. Ik hoop dat we ooit een courgette zullen tegenkomen, maar diep vanbinnen weet ik beter. Ik streel ons konijntje achter de oren. Ze kraait van geluk.

Misschien ligt het aan mij. Misschien ook niet. Misschien ligt het aan ons allebei. Of aan niemand. Stel je voor. Dat het gewoonweg aan niemand ligt. Dat geen enkele klerelijer er iets mee te maken heeft. Dat het gewoon moest gebeuren. Dat het sowieso zou gebeuren. Dat het altijd zou gebeurd zijn, in eender welk scenario. Dat alle mogelijke daden van alle mogelijke mensen in alle mogelijke generaties tot dat ene feit zouden geleid hebben. Dat het ergens in de Kempen zat te wachten tot het allerlaatste dominosteentje zou vallen. Wij zijn die laatste domino. Ik val op jou en jij op mij. Zo blijven we recht tot de morgen toe.