vrijdag 25 september 2009

sag es mal

Het schijnt dat mensen die elke dag opnieuw bidden tot Maria die in de hemelen zijt vaak last hebben van tenniselleboog of in het slechtste geval aambeien.
Minder fortuinlijk zijn de intelligenten van geest die het leven trachten te doorgronden maar er na vijftien jaar aan ten onder gaan, meestal door middel van een overdosis cocaïne.
Zwijgen is een schone zonde, maar liplezen komt iedereen van pas, bijvoorbeeld in een tram met veel geroezemoes.
Het is weinigen gegeven, de liefde, maar zij die erover kunnen meespreken, spreken er zelden over mee.

vrijdag 18 september 2009

wie ik denk

Nog steeds geen climax te bespeuren. Het leven kabbelt maar door, met hier en daar een opstootje, relletje of overlijdentje. De mensen maken amok over zinloze, zeg maar belachelijke, gebeurtenisjes.

Zo liep ik gisteren door Ertvelde, een dorp dat ooit internationale uitstraling kende dankzij de bard Eddy Wally, die er zijn grandioze shows opvoerde. Ertvelde straalt vandaag vooral apathie uit, net zoals praktisch alle dorpen boven de as Rio de Janeiro-Sydney. Ik zag twee bejaarden zitten. Ik zag een duif. Ik zag een postbode.

Plots struikelde een mus over een friet. Het dorp stond in rep en roer. Bejaarden juichten, hangjongeren weenden tranen met tuiten. De mus keek op en begon te blozen. Ik kon haar geen ongelijk geven.

vrijdag 11 september 2009

la mbada

Wie vaker stilstond dan voortdeed was zonder twijfel mijn grootvader. Hij deed werkelijk niets aan het gat in de ozonlaag. Bovendien snoeide hij de haag verschrikkelijk slordig. Telkens ik bij hem kwam moest ik mij inhouden om niet over zijn slordige haag te beginnen. Op den duur ging ik nooit meer bij hem op bezoek. Het hielp wel dat hij ondertussen overleden was. Mijn grootmoeder bleef eenzaam achter. Enkel de melkboer gaf haar soms een knipoog, al was hij aan de blinde kant. Op een dag liep de kat de straat over. Er passeerde net geen auto, dus het beest had geluk. Mijn grootmoeder huilde van opluchting. Ze had net de zakdoeken gestreken, dus ook dat kwam goed uit. Ze nam een zakdoek en droogde haar tranen. De televisie stond nog aan. De buurvrouw riep door de brievenbus dat het mooi weer was voor de tijd van het jaar.

de wijkagent

De vraag was en bleef: waarom?
De minister van banale interventies in nutteloze commissies stak zijn hand op en riep: hoe lang nog?
Een mier kroop door het oog van de naald.

woensdag 2 september 2009

voor lisa

Hoe oud ben je nu? Vijf maand? Alleszins nog heel jong. Je hebt een oudere zus en een oudere broer. Met een beetje chance blijf je de benjamin van het gezin, net zoals ik, vroeger. Het verwend nest. Tof dat dat was!

Je bent een erg mooie baby, al vijf maand lang. En dat is redelijk uniek, neem dat van mij aan. Veel mooie baby's zijn er niet, zeker niet gedurende zo een lange periode. Natuurlijk kan het die baby's allemaal niet schelen. En jou evenmin. Al denk ik wel dat de grote mensen toch net iets liever lachen naar mooie baby's dan naar, hoe zou ik het zeggen, lelijke mongolen.

Het fantastische is dat je ook heel lief bent. Je lacht om de vijf voeten. Ja, ook naar mij, je nonkel. Nonkel, raar woord is dat. Geef mij maar papa. Maar soit, wat ik wou zeggen: je bent superlief. Natuurlijk zijn je zus en broer ook lief, maar als ik heel eerlijk ben toch niet zo lief als jij. Alhoewel, toen je zus een klein baby'tje was, ergens in het verre Spanje, vond ik haar ook wel erg lief.

Mijn eigen kinderen, Lisa, vind ik ook fantastisch. Het zijn warme, enthousiaste en liefdevolle knuffelberen. Ze verbazen mij elke dag, meestal in de positieve zin. Soms ben ik wel heel kwaad; dan schreeuw ik de hele straat bijeen en duw kasten op de vloer. Gelukkig hebben we nog geen parket. Alles op zijn tijd, nietwaar.

ellezelles

Simpel kan ik het allemaal niet noemen. Ik geef zelfs toe dat het niet gemakkelijk is. Het drukt zijn stempel op van alles. Het weegt, maar beweegt niet. Het is niet zo dat het vermoeiend is, maar het zou kunnen dat iedereen, alleman het al ooit heeft meegemaakt. Het is een mysterie, een liefdevol zwijgen. Het zweeft maar door de lucht, ongenaakbaar maar o zo fragiel.

Ik wou dat mijn hond stopte met blaffen, ook al heb ik geen hond en zal ik er misschien ook nooit een hebben. Het kan mij zelden schelen wat honden van mij denken. Soms zie ik er eentje kijken, zo van: komaan, dikke loser, geef mij toch een aaitje of op zijn minst een kippepoot. Maar ik negeer zo'n beest dan straal. Ben ik onmenselijk? Onbeleefd? Goddelijk? Naar het schijnt geen van de drie.