maandag 28 december 2009

de duts voorbij

Ik hou van bakvissen. Zeker als ze bokaalglazen dragen. What you see is what you get: bambi-ogen, een irrelevante stroom aan irrelevante woorden, een gewillige doch onervaren pruim. De mosterd die ze op hun boterham smeren komt zelden van de natuurwinkel. Weten zij veel dat dergelijke winkels bestaan.

De fijnste ervaring die ik ooit mocht ervaren - 'Komen eten' op VT4 - blijft aan mijn nekvel kleven. Ik weiger te geloven dat mensen ervan moeten kotsen. Cultuurbarbaren zijn het, randdebielen zonder enig gevoel voor schoonheid.

Ik zal niet wensen om aanvaard te worden. Ik zal niemand verplichten het licht uit te doen. Ik zal niemands oren volsmeren met tippex, al moet dat wel eens plezant zijn.

zondag 27 december 2009

beschonken

Veel mensen zoeken hun geluk in een overdadig versierde kerstboom. Ze trekken zich op aan kerstballen, slingers en spaarzame led-lichtjes. In het kerststalletje ligt Jezus verveeld rond te kijken alsof hij het monotone sparrenlandschap kotsbeu is, de ondankbare hond. Wij zorgen voor een gezellig hoekje in de living, hij klaagt over pijnlijke naalden in zijn kribbe. Wij hangen kerstverlichting, hij moppert dat de poolster daardoor onvindbaar wordt. Wij eten kalkoen, hij is vegetariër. Typisch.

Als er één mensensoort is waar ik niet tegen kan, dan zijn het wel paternalisten. Los van het feit dat ze allemaal een stinkende bek hebben kan ik ze niet rieken of zien. Ik vermoed dat hun ouders zich voor hen schamen. En hun kinderen, als ze dat al hebben, dromen van verre landen.

vrijdag 18 december 2009

adam

Ik maakte een vuurtje in een bos in Frankrijk. Het was een mooi bos; erg groen. Er waren struiken, bomen, gevallen takken en paddestoelen. Ik hoorde geen enkele vogel, laat staan zoogdier. Was ik helemaal alleen? Wie riep daar mijn naam? Een oehoe zal het niet geweest zijn. Ik keek rond, maar vergat plots alles. Mijn jeugd was al lang verleden tijd. Ik zag beelden van een museum voor moderne kunsten. De geur van rot gebladerte drong mijn verdwaasd bewustzijn binnen. Ik zag nog steeds geen eekhoorn. Mijn plan mislukte totaal. Ik was intens gelukkig. 'Vrijdag vijgdag' moet Adam ooit gedacht hebben.

maandag 7 december 2009

juist

Je doet mij schreeuwen van geluk. Het doet pijn aan mijn stembanden, trommel- en andere vliezen. De wegen die mijn pad kruisen zal ik zelden inslaan. Ik schreeuw gestaag door tot het einde onontkoombaar is. Hees als een oester zoek ik rust. Mijn kussen, hoe marginaal ook, heeft mij al veel slaapplezier opgeleverd. Ik droom van mensen, hoe ze winkelen, naar het toilet gaan, zichzelf afgunstig in de ogen kijken. Ik versta hen, al weiger ik mezelf erin te herkennen. Ik weiger wel meer dingen: spruiten, koude koffie, anale seks. Oude wijven met rotte tanden kunnen ook op een nee rekenen.

zondag 6 december 2009

de clash

Op een zomerse winterdag dacht Evert aan het leven. Hij smeerde mosterd op zijn boterham met choco en keek door het raam naar de knotwilgen die dringend geknot moesten worden. Zijn grootvader kwam binnen en verloste hem uit zijn gedachten. 'Waar is de tijd gebleven?' vroeg hij aan Evert. 'Bedoel je De Standaard?' antwoordde Evert. 'Nee, ellendeling, de tijd dat Walter Capiau nog liefde bedreef.' Evert dronk zijn koffie op en verliet de keuken. In de living zat Jezus naar de borsten van Martine Tanghe te staren.

vrijdag 27 november 2009

vijzen, boter, dreadlocks

Het meest aanvaardbare antwoord dat God mij overmorgen zal geven gooi ik nu al overboord. Ik heb zijn goede raad niet nodig. Omgekeerd moet hij er ook niet op rekenen dat ik zijn probleempjes aanhoor. Ik ben God niet.

De wijn die ik gisteren in één gigantische teug opdronk en enkele minuten later in één bulderende straal in de buurt van het toilet loste, smaakte.

Vijf ongewillige hoeren stapten op mij af. Ze boden mij een weekendje Zwevezele aan. Ik weigerde categoriek. Ik haat Zwevezele.

Laat ik het zo samenvatten: vijzen, boter, dreadlocks. Een fietstocht kan er desnoods ook nog bij.

donderdag 26 november 2009

erwten bij de vleet

Het zat zo: ik keek neer op alles en iedereen, lachte minachtend bij het minste zuchtje wind. De mensen in de straat of op het strand zochten vruchteloos naar liefde. Ik reikte hen mijn hand en sloeg ermee in hun gelaat. Sommigen smeekten om meer. Ik gaf hen alles wat ze wilden: vernedering, negatie, Yves Leterme. Het voelde niet goed, maar ook niet slecht. Ik voelde gewoonweg niets. Hoe hard ik ook probeerde, hoe luid ik ook zong, de meeuwen bleven krijsen. Ik werd gek van hun opdringerig gedrag. De man die apathie veroorzaakte kon ik nog het meest smaken.

woensdag 25 november 2009

het weerbericht

De Genkse mijnwerkers liepen de bakker straal voorbij. 'De oetlullen,' dacht de bakker luidop, waarop de mijnwerkers zijn bakkerij in brand staken met lucifers van het Colruyt-huismerk. Die fikten minder lang en intens dan kwalitatieve lucifers van een A-merk, maar dat kon de bakker even niet schelen. Hij huilde en holde naar zijn moeder. Zijn moeder lag dood, ergens in een kerkhof in Ohio, United States. De bakker snoof zo diep als hij kon in een potje Tierenteynmosterd en vloog de oceaan over. Gelukkig voor hem stond hij er niet bij stil dat enkel Superman kan vliegen, al dan niet na het snuiven van opwekkende middelen.

De overburen die ik gelukkig niet heb kunnen vierkant mijn anus likken. Waarom dergelijke obscene taal uitspuwen? Geen Turk die het weet.

zondag 15 november 2009

hinkelspel

We zingen luidkeels mee met Laura Lynn en haar Magnifieke Zeven. We staan versteld van betonnen pilaren in verlaten moerassen. We haten het als mosterd in onze neuzen prikt, al doet het ook wel deugd. Zo'n deugd die we na het lopen ook wel hebben, ook al sterven we onderweg. We menen het als mensen ons graag zien. We vragen hen om alles op een officieel document te zetten en het door zichzelf én de notaris te laten ondertekenen. Van vriendschap kan je nooit zeker genoeg zijn. We zijn natuurlijk samen en we geloven er rotsvast in dat we samen blijven, door goede en kwade dagen en met een beetje geluk tot de dood ons scheidt. We zouden grappig kunnen zijn en schrijven 'tot de dood ons schijt', maar we houden ons weer eens in en blijven conformistisch. We willen niemand tegen de schenen schoppen, maar des te liever in de ballen.

zaterdag 7 november 2009

de timmerman

Af en toe weiger ik te lachen met mensen die denken dat ze grappig zijn. Ook doe ik zelden moeite om vriendelijk te zijn tegen mensen die dat wel verwachten van anderen maar niet van zichzelf.

De meineed die ik pleegde in de rechtszaak Walter De Buck vs. Bob Dylan was enkel en alleen bedoeld als knipoog naar de verloedering van de creativiteit die Woonwarenhuis Ikea met zich meebrengt.

Mister World liep de trap af en omhelsde zijn grootmoeder innig. Samen met zijn traanklieren schoten zijn hormonen in werking. Een erectie zoals hij nog nooit gevoeld had was het eerder pijnlijke gevolg. Ondanks haar reuma en ver gevorderde suikerziekte maakte zijn grootmoeder zich snel uit de voeten.

dinsdag 3 november 2009

joost intiem

De laatste tijd zegt mijn dochter af en toe 'kakastront'. Ze zegt het met een schalkse blik, want van haar mama mag ze dat niet zeggen. Ik antwoord altijd met 'diarreedrol', want ik ben volwassen en ik mag zeggen wat ik wil.

Soms vertel ik een verhaaltje over mijn jeugd: 'Toen papa klein was, ging papa naar het bos en plots passeerde K3 en papa deed K3 dan dood door erop te kloppen met zijn vuisten.'

Mijn dochter luistert dan altijd geboeid toe. 'Echt waar, papa? Deed jij dat toen jij een kindje was?' En dan fluister ik: 'Ja, K3, Gert Verhulst en Jean-Marie Dedecker deed papa altijd superdood.'

zondag 1 november 2009

het verdwijnen

Oké, de wind waait, maar zo is er altijd iets. De wegen leiden toch ook naar andere wegen? Hoe doodlopend een straat ook mag zijn, je zal het vuilnis steeds opnieuw moeten buitenzetten. De vuilnismannen hebben ook recht op werk. Voelen zij de crisis? Ik vermoed van wel.

Zo mak als een lammetje kon je het niet noemen, maar alleszins gedweeër dan normaal volgde ik je naar het dorpsfeest. Het dorpsfeest vond plaats in de stad. Ik vroeg mij af of niemand dit bedrog inzag. Afgaand op de apathische, beschonken en ronduit achterlijke gelaatsuitdrukkingen vermoedde ik van niet. Mijn grootste droom, een knotwilg zijn, kwam weer niet uit.

donderdag 29 oktober 2009

de mosterdkwestie

Een man nam de tram in plaats van de bus. Hij vergiste zich wel vaker van vervoersmiddel. Zo nam hij onlangs eens de trein in plaats van de tram.

Winkeldieven hebben één gemeenschappelijk kenmerk: ze stinken uit hun bek. Vraag mij niet hoe ik dat weet.

zondag 25 oktober 2009

onderwaardering ten top

Niet dat iemand het wat kon schelen, maar ik zocht gisteren het graf van mijn grootvader op. Mijn grootvader, moet je weten, was een gerespecteerde cafébaas. Zijn café aan het Sint-Pietersstation trok de meest vrijgevige zatlappen aan. Pendelaars dronken zich voor en na het werk moed in. Buurtbewoners keken liever in het café van mijn grootvader naar de voetbal dan thuis bij hun vrouw, kinderen en bedlegerige ouders.

In de jaren zestig en zeventig was zijn café het meest succesvolle van de hele stationsbuurt. Zelfs de Gentse schepen van cultuur was bijna dagelijks in zijn etablissement te vinden, vaak languit op de grond. Het was een publiek geheim dat de schepen een alcoholprobleem had. Sommigen fluisterden zelfs dat hij er verschillende maîtresses op nahield. Anderen lachten dan weer dat hij op amoureus vlak niets meer kon presteren. Zijn vrouw was echter de dupe van het hele verhaal: zij vereenzaamde met de dag. Uiteindelijk stierf ze in de sofa met haar keffertje in de armen.

Mijn grootvader was geen groot man. Hij was evenmin bescheiden. Als je hem mocht geloven waren alle wetten, regels en radioprogramma's op zijn ideeën gebaseerd. Ja, het gebeurde wel vaker dat hij slaags geraakte met andere misplaatste ego's in het café. Nu liggen ze allemaal op het kerkhof, de ene al wat gecremeerder dan de andere.

de geweigerden

Ze liepen hand in hand, sommigen zelfs arm in arm, zoals oude vrouwtjes op weg naar de kerk. Ze keken schichtig om zich heen en wisten dat de rotte tomaten elk moment op hen konden neerdalen. Rochels en koeienvla kon ook wel, al vroeg iedereen zich af wie daar dan wel mee durfde gooien.

Al meer dan twintig jaar ging Dirk elke zondagvoormiddag naar de volleybal. Ook al was hij de avond ervoor lang blijven plakken en had hij een vijftiental Duvels gedronken. Jawel, een vijftiental.

Het gevoel bleef: meisjes met een grote boezem spraken mij meer aan dan meisjes met pakweg een A- of B-cup. Het probleem bleef helaas ook: ik durfde hen niet aanspreken. Was Jezus vroeger ook zo'n lafaard?

maandag 19 oktober 2009

magertjes

Ik wou er weinig woorden over kwijt, at liever alle boterhammen op. Met pindakaas of choco, dat kon mij weinig schelen. Ik was niet veeleisend of achterbaks. Mijn bedoelingen waren edel, zo hield ik mijzelf voor. Ik was moegestreden, afgepeigerd en redelijk hongerig. Dorst had ik ook wel: ik dronk vijfendertig jeneverglaasjes water. Ik snakte naar een normaal glas, zo eentje van vijfentwintig centiliter, maar het mocht niet baten. Ze hadden enkel jeneverglazen. Ik vroeg mij af wie hier de levieten las, waar de schippers aan wal stonden en wie wachtte op Godot. Ik struikelde over mijn eigen twijfels. Ik zag aan de spiegel dat het nog lang kon duren. Ik smeekte noch bad.

woensdag 7 oktober 2009

de gewestweg

Ik stond aan de rand van een vervallen gewestweg. Mieke, een meisje met lange tenen, zat naast mij. Ik dacht aan vroeger, toen winkels nog om de hoek lagen. Een G.Snel-vrachtwagen raasde voorbij. De tijd daarentegen.

Ik verraste niemand met mijn blik. Niemand, behalve Evert. Evert keek vanuit een appelboom - weliswaar een laagstam, maar kom - neer op de mensheid. Hij mengde zich nooit in discussies, bleef over het algemeen ijzig kalm, maar bloosde als oudere vrouwen hem aankeken.

Evert schrok bij het zien van mijn blik. Hij omhelsde mijn hond en bleef er minutenlang tegen fluisteren. De varkens aan de overkant wasten hun BMW. Ik zwaaide schijnheilig. Ook dat verraste Evert. De jongen had duidelijk nog niet veel meegemaakt.

vrijdag 25 september 2009

sag es mal

Het schijnt dat mensen die elke dag opnieuw bidden tot Maria die in de hemelen zijt vaak last hebben van tenniselleboog of in het slechtste geval aambeien.
Minder fortuinlijk zijn de intelligenten van geest die het leven trachten te doorgronden maar er na vijftien jaar aan ten onder gaan, meestal door middel van een overdosis cocaïne.
Zwijgen is een schone zonde, maar liplezen komt iedereen van pas, bijvoorbeeld in een tram met veel geroezemoes.
Het is weinigen gegeven, de liefde, maar zij die erover kunnen meespreken, spreken er zelden over mee.

vrijdag 18 september 2009

wie ik denk

Nog steeds geen climax te bespeuren. Het leven kabbelt maar door, met hier en daar een opstootje, relletje of overlijdentje. De mensen maken amok over zinloze, zeg maar belachelijke, gebeurtenisjes.

Zo liep ik gisteren door Ertvelde, een dorp dat ooit internationale uitstraling kende dankzij de bard Eddy Wally, die er zijn grandioze shows opvoerde. Ertvelde straalt vandaag vooral apathie uit, net zoals praktisch alle dorpen boven de as Rio de Janeiro-Sydney. Ik zag twee bejaarden zitten. Ik zag een duif. Ik zag een postbode.

Plots struikelde een mus over een friet. Het dorp stond in rep en roer. Bejaarden juichten, hangjongeren weenden tranen met tuiten. De mus keek op en begon te blozen. Ik kon haar geen ongelijk geven.

vrijdag 11 september 2009

la mbada

Wie vaker stilstond dan voortdeed was zonder twijfel mijn grootvader. Hij deed werkelijk niets aan het gat in de ozonlaag. Bovendien snoeide hij de haag verschrikkelijk slordig. Telkens ik bij hem kwam moest ik mij inhouden om niet over zijn slordige haag te beginnen. Op den duur ging ik nooit meer bij hem op bezoek. Het hielp wel dat hij ondertussen overleden was. Mijn grootmoeder bleef eenzaam achter. Enkel de melkboer gaf haar soms een knipoog, al was hij aan de blinde kant. Op een dag liep de kat de straat over. Er passeerde net geen auto, dus het beest had geluk. Mijn grootmoeder huilde van opluchting. Ze had net de zakdoeken gestreken, dus ook dat kwam goed uit. Ze nam een zakdoek en droogde haar tranen. De televisie stond nog aan. De buurvrouw riep door de brievenbus dat het mooi weer was voor de tijd van het jaar.

de wijkagent

De vraag was en bleef: waarom?
De minister van banale interventies in nutteloze commissies stak zijn hand op en riep: hoe lang nog?
Een mier kroop door het oog van de naald.

woensdag 2 september 2009

voor lisa

Hoe oud ben je nu? Vijf maand? Alleszins nog heel jong. Je hebt een oudere zus en een oudere broer. Met een beetje chance blijf je de benjamin van het gezin, net zoals ik, vroeger. Het verwend nest. Tof dat dat was!

Je bent een erg mooie baby, al vijf maand lang. En dat is redelijk uniek, neem dat van mij aan. Veel mooie baby's zijn er niet, zeker niet gedurende zo een lange periode. Natuurlijk kan het die baby's allemaal niet schelen. En jou evenmin. Al denk ik wel dat de grote mensen toch net iets liever lachen naar mooie baby's dan naar, hoe zou ik het zeggen, lelijke mongolen.

Het fantastische is dat je ook heel lief bent. Je lacht om de vijf voeten. Ja, ook naar mij, je nonkel. Nonkel, raar woord is dat. Geef mij maar papa. Maar soit, wat ik wou zeggen: je bent superlief. Natuurlijk zijn je zus en broer ook lief, maar als ik heel eerlijk ben toch niet zo lief als jij. Alhoewel, toen je zus een klein baby'tje was, ergens in het verre Spanje, vond ik haar ook wel erg lief.

Mijn eigen kinderen, Lisa, vind ik ook fantastisch. Het zijn warme, enthousiaste en liefdevolle knuffelberen. Ze verbazen mij elke dag, meestal in de positieve zin. Soms ben ik wel heel kwaad; dan schreeuw ik de hele straat bijeen en duw kasten op de vloer. Gelukkig hebben we nog geen parket. Alles op zijn tijd, nietwaar.

ellezelles

Simpel kan ik het allemaal niet noemen. Ik geef zelfs toe dat het niet gemakkelijk is. Het drukt zijn stempel op van alles. Het weegt, maar beweegt niet. Het is niet zo dat het vermoeiend is, maar het zou kunnen dat iedereen, alleman het al ooit heeft meegemaakt. Het is een mysterie, een liefdevol zwijgen. Het zweeft maar door de lucht, ongenaakbaar maar o zo fragiel.

Ik wou dat mijn hond stopte met blaffen, ook al heb ik geen hond en zal ik er misschien ook nooit een hebben. Het kan mij zelden schelen wat honden van mij denken. Soms zie ik er eentje kijken, zo van: komaan, dikke loser, geef mij toch een aaitje of op zijn minst een kippepoot. Maar ik negeer zo'n beest dan straal. Ben ik onmenselijk? Onbeleefd? Goddelijk? Naar het schijnt geen van de drie.

woensdag 26 augustus 2009

first things first

Mijn moeder was enig kind. Ze groeide op in het Antwerpse. Haar vader was een Hollandse jood, haar moeder sprak Frans, ook al was ze Vlaams. Mijn moeder werd Franstalig opgevoed. Maar op een gegeven moment moest ze naar een Nederlandstalige school. Het was er donker, koud en aftands. De leraren waren dom, zielig en bekrompen. Mijn moeder vond het er fantastisch.

Jaren later baarde mijn moeder vier kinderen, gelukkig voor haar niet tegelijkertijd. Een van die vier was ik. De jongste. Ik ging naar school in Gent. Ik haalde altijd goede punten. Ja, ik was een slimme jongen. Ik weet nog goed dat meester Dobbelaere mij heel graag had. Puur op platonisch vlak dan.

Jaren later baarde mijn vriendin twee kinderen. De jongste is nu bijna twee. Hij huilt verschrikkelijk als we hem in de crèche afzetten. Zijn zus is bijna vier en kan net fietsen zonder steunwielekes. Ik ben nog fierder dan zij.

zaterdag 22 augustus 2009

die schweinen

Meestal doe ik geen klop aan de verloedering van de maatschappij. Ik geef dat grif toe. Ik kijk toe van aan de zijlijn en geef commentaar. Commentaar geven is gemakkelijk. Zo keek ik overlaatst naar een bende gehandicapten die de straat trachtte over te steken. Het ging heel moeizaam; auto's begonnen te claxonneren. Een dikke madam op een stadsfiets verloor door de plotse commotie haar evenwicht en viel op een gepensioneerde, doofstomme man die net zijn lenzen aan het zoeken was in de riool. Ik vond dit allemaal nogal overdreven en dacht bij mezelf dat ze de bushokjes toch veel mooier konden inrichten tegenwoordig.

vrijdag 21 augustus 2009

in de mix

Het gebeurde wel vaker dat ik niet wist of ik nu in je ogen dan wel naar je mond moest kijken, maar deze keer was de twijfel echt enorm. Ik koos uiteindelijk voor je neus. Mooie neus, dat wel, maar erg veel energie haalde ik er toch ook niet uit. Ik keek even naar de hemel achter jou. De hemel was blauw, hemelsblauw. Ik zag je spreken, maar hoorde niets. Ik zag je knipperende ogen, je mooie lach, je Colgate-tanden. Een duif vloog voorbij, vliegensvlug. Mijn hand in mijn zak speelde met een aansteker. Het kon mij allemaal niets meer schelen, ik nam je vast en gaf je een redelijk lange kus vol op de mond.

Een zwijntje knorde onverschillig, kinderen schommelden uitgelaten, duiven vlogen heen en weer, de ene al wat sneller dan de andere. Wat deed dat zwijntje hier eigenlijk? Ik besefte dat mijn gedachten begonnen af te dwalen. Ik staakte mijn verrassingskus en liep heen. Je riep nog hé, blijf hier. Maar ik had belangrijke zaken te doen aan de andere kant van de wereld. Het vliegtuig vertrok binnen een uurtje of zo.

vrijdag 14 augustus 2009

waarom boten zinken

Zwijg mij van roltrappen; ik haat ze. Hoe ze rollen en lawaai maken. Hoe ze kleine kindjes pijnigen en angst aanjagen. Hoe ze rollen. Had ik al gezegd dat ze rollen? Ik haat hun gerol. Ze rollen verkeerd, wansmakelijk, belachelijk, triestig en op het decadente af!

Mijn grootmoeder draait zich om in haar veel te kleine graf. Ze was extreem dik. De grafdelvers waren blijkbaar slecht geïnformeerd en hadden een doorsnee put gegraven. Ze hebben mijn grootmoeder er zijlings in gegooid, en dan nog moesten ze met twee op haar staan springen om haar er volledig in te krijgen. Zelfs de pastoor stond op het punt om mee te helpen, maar dat was net niet nodig. Alleszins, door al die kloteroltrappen draait mijn grootmoeder zich - spreekwoordelijk uiteraard - om in haar graf.

Maar waarom sta ik hier pannenkoeken te bakken? Hoeveel scherven heb ik al veroorzaakt? Dertien? Het kan mij geen barst schelen. Ik fluit naar opwindende dames wanneer ik wil. Niemand zal mij tegenhouden. Ik werk op de zenuwen, in het zwart, de klok rond. Ik weiger mensen de les te spellen, ook al was spelling mijn favoriete vak op school. Het zweet des aanschijns druipt van mijn oksels. Heerlijk? Ik vind van niet.

dinsdag 4 augustus 2009

de melk stond buiten

Het fijne aan wolken is ongetwijfeld hun verlangen naar stabiliteit.
Het volkstoneel was nog niet ten einde, maar ik keerde toch huiswaarts.
Het eeuwige zagemeel bleek eens te meer pure waanzin.
Hoe het ook zij: het verraste mij enigszins dat Evert graag erwtjes at.

pingpongen zonder reden

Mankend zocht ik naar lucifers. Ik vond er geen. Ik vroeg vuur aan een bende jonge Turken. Ze hadden geen vuur. Ik mankte een winkel binnen en kocht een aansteker, twee appels en een strip van Jommeke. De winkelier wenste me een fijne dag. Ik antwoordde dat hij zijn fijne dag in zijn vuile reet kon steken. Dat gezegd hebbende voelde ik mij al een heel stuk beter.

Eenmaal terug in mijn stamcafé herinnerde ik mij een verhaal dat mijn grootvader altijd vertelde voor het ontbijt. Het was een schokkend verhaal, keihard, recht in de roos en redelijk sprookjesachtig. Het ging over konijnen, mieren, neuken, vrouwelijke geslachtsorganen en ongemaaid gras. Er vloeide sap, vocht, kaarsvet en motorolie. Er werd gebruld, gegeeuwd, gebeukt en overgegeven. De ogen van mijn grootvader fonkelden telkens opnieuw.

Mijn pint kwam net op tijd. Ik keek in het rond: mannen, vrouwen, tafels, stoelen, sigaretten, de bar, de barman, het toilet, een raam, sanseveria's. Buiten reed een bus over een vluchtheuvel. Of was het een verhoogde inrichting? Dat moest ik beslist eens aan Flor Coninkx vragen. Of was het Koninckx? Dat moest ik hem ook zeker vragen.

zondag 2 augustus 2009

de wens van ome willem

Ik woonde vroeger in een huis in een dorp. Het dorp had 1.800 inwoners en lag aan de Belgisch-Nederlandse grens. In België lag het huis, in Nederland de kakbeek, want riolering was er niet. Mijn ouders en mijn zussen woonden er ook.

Op een dag fietste mijn goede vriend Jan voorbij. Hij had kniepijn, hij snakte naar bier en hij was homofiel. Drie goede redenen om hem straal te negeren. Jaren later pleegde hij zelfmoord.

De mokkels die ik in mijn leven al geteld heb! Zeker vijftien!
Ik veinsde eens te meer interesse.
Ik keek dieper in mijn glas.
Mijn gsm bleef stil.

de gang door

Gisteren was een dag om nooit te vergeten. Niet alleen bruiste de Schweppes als nooit tevoren en sprongen sprinkhanen extreem vlug weg tijdens het grasmaaien, ook de buren leken extatisch en krijsten nogal nadrukkelijk tijdens het vrijen.

zaterdag 18 juli 2009

waardevol gefoeter

Ik vind: mensen met een handicap mag je niet zomaar afschrijven. Zeker niet over vijf jaar. Dertig jaar, dat kan er nog mee door. Maar let op! Het feit dat burgerlijke types het land regeren, wil niet zeggen dat je de hoop moet opgeven. Kaas met gaten laat je ook nooit koud.

Een ex-klasgenoot van mij leefde twee jaar op straat. Nu huurt hij een sociale woning. Zijn leefloon is hoog genoeg om rond te komen en god weet welke drugs allemaal te kopen. Met wat geluk kan hij zelfs sparen. Hij wil sparen om zijn studies te betalen. Hij wil een diploma; liefst in een richting waarvoor je niet al te veel moet studeren. Ik hoop dat hij het haalt, ooit. Ik hoop het van ganser harte.

zaterdag 20 juni 2009

wacko libido

Ik vroeg hem voor de zoveelste keer om de waarheid te spreken, maar geen haan die ernaar kraaide. Mijn grootmoeder keek liefdevol naar de hangklok. Het tikte elke halve seconde. Mijn grootvader zweeg als vermoord. Hij wilde niets lossen over zijn verleden als vuilnisman. Het was alsof hij zich schaamde. De kat van de buren keek door het raam naar binnen. Het tafereel dat ze voor zich zag had ze waarschijnlijk al honderd keer gezien. Ik zette de radio op off. Daarna fietste ik naar huis. Onderweg kwam ik Martha tegen, de dochter van de BV van het dorp. Op warme zomerdagen droeg ze zelden een bh. Helaas was het vandaag kil en winderig.

vrijdag 19 juni 2009

los honkos

Ik wenste vooral veel rust en geluk aan de mensen die er lief uitzagen. Ze zagen er niet alleen lief uit, ook wel een beetje achterlijk. Ik hield daar wel van. Het deed me denken aan juf Miet van in het tweede studiejaar. Ik vond dat een toffe juf. Ze was lief en warm. Ze nam alle kinderen serieus. Zelfs Kenneth was bij haar een braaf ventje, terwijl hij bekend stond om zijn regelrecht slecht karakter. Evert daarentegen was een wiskundeknobbel. Een oetlul van formaat. Zijn spreekbeurten gingen altijd over molshopen.

zaterdag 13 juni 2009

de wintermaanden: augurken bij de vleet

Hoe zacht ik ook riep, niemand bleef weg. Guy Mangelschots, om maar iemand te noemen, zakt ineen tijdens het plaatsen van roofing. Hij kijkt vertwijfeld naar de hemel. De hemel, dat blauwe ding met witte vlekken, ziet er anders uit: blauwer, witter, misschien ook wat aanvaardbaarder. Plots doemt een bilspleet op. Een reusachtige, onmogelijk te ontwijken bilspleet. Zo'n bilspleet had Guy Mangelschots nog nooit gezien.

duizelingwekkende feiten

Ik liet een paar steken vallen. Ik luisterde niet meer, volgde blindelings het opgelegde parcours, was al blij als ik voor twee uur in bed lag en drie uur aan een stuk kon slapen. Ik hield het bijna niet meer uit, liet mijn schouders volledig hangen. Ik vreesde voor het ergste, voor het onontkomelijke, het onomkeerbare. Natuurlijk bleef de zee ruisen, maar hoe lang nog? En vooral: waarom? Het zachte snikken van drie Turkse tortels werd straal genegeerd. Mijn katten vingen muizen als nooit tevoren. Het leek wel totale uitverkoop. To-ta-le uit-ver-koop. Ik telde vaak de lettergrepen van zinloze woorden.

woensdag 10 juni 2009

productiehuis de zwijnen

Steden als Gent, Tokyo en ja, zelfs Bastogne, hebben steeds op mijn goedkeuring kunnen rekenen. In mijn gedachten knik ik ze gemoedelijk en vriendschappelijk toe, soms zelfs met een subtiel knipoogje erbij. Maar waar ik het vooral over wou hebben zijn de zeikerds van FC Strontvlieg.

mozambique

Alle Mexicanen en vooral mezelf ten spijt heb ik meer weg van een eenzame straathoekwerker uit Zwevezele dan de zoveelste gynaecoloog die om louter voyeuristische redenen het vak is beginnen leren. Ik ken ze wel, de zogezegde wereldverbeteraars, ze verdienen hun geld op de kap van ons, brave dutsen, die denken bij een idealist terecht gekomen te zijn. Hoeveel idealisten zijn er nog? Wie doet nog écht iets uit morele noodzaak? Ik alleszins niet.

Meestal stel ik mij vragen die er nog minder toe doen dan 'Waar is het toilet?' Al is deze vraag wereldwijd al talloze mensen van pas gekomen. In sommige situaties is het zelfs de meest pertinente vraag die kan gesteld worden. En als ik heel eerlijk ben: bijna dagelijks brandt die vraag naast uitdovende sigaretten op mijn lippen. Ben ik daarom de vreemde eend in de bijt? Wie is radeloos op zoek naar bieslook? Ik alleszins niet.

zondag 7 juni 2009

hoe alles ontspoorde

Het was vrijdagochtend en iedereen - zelfs de pastoor - dacht dat het een mooie dag zou worden. Het werd effectief een mooie dag. Wimpers bij de vleet, moet iemand gedacht hebben, en effectief: zoveel wimpers had ik nog nooit gezien.

De zon scheen in Gods ogen. Hij waste zijn handen, poetste zijn tanden en verklaarde voor de verzamelde pers dat zijn geniale gedachten de laatste tijd fel verminderd waren. Ik zag de krantenkoppen al voor mij: 'Worstendraaier draait door!' (Het Laatste Nieuws), 'Winkelhaak heel nabij' (De Tijd) en 'Mosterd deed dromen' (Het Belang van Limburg).

Duizenden camionetten reden mij voorbij. Duizenden apathische blikken. Stront, kieviten, aan lager wal geraakte machthebbers: ik beleefde het allemaal.

woensdag 3 juni 2009

zinkende zwijnen

Misschien, heel misschien, draait het leven om meer dan wijngaarden alleen. Misschien geloven mensen nog echt in elkaar. Afgelopen weekend, om maar iets concreets te noemen, bestond uit zaterdag en zondag. Het waren twee afgelijnde dagen met een duidelijk begin- en einduur, maar ach, ik stond er niet bij stil.

Misschien zijn de vrouwen die ik ooit beminde nu wel overleden. Misschien leven ze nog enigszins, op automatische piloot, of op straat. Misschien houden ze van zichzelf, of van hun kinderen. Misschien gaan ze op reis naar verre landen. Misschien zoeken ze de waarheid, of de ware. Ik geef hen geen ongelijk.

De wafelenbak duurde veel te lang, maar uiteindelijk was ik wel blij dat ik het volk had vereerd met mijn aanwezigheid. Je moet er iets voor over hebben om bemind te blijven. Het is hard werken, constant bij de pinken blijven. Je moet altijd lachen, maar niet te jeanetterig. Je moet iedereen gelijk geven, maar toch een eigen mening hebben. Je moet kunnen drinken, maar kotsen is uit den boze.

Onze moestuin is nog niet zo performant als die van het buurmanneke, maar er komt een dag dat het hele dorp zal opkijken naar onze broccoli, sla en ajuinen. Ik durf er mijn spaargeld niet op verwedden, maar wel dat van mijn kinderen. Let op mijn woorden!

het stak

Het zielige aan de hele zaak was zonder twijfel het gebrek aan visie, mosterdzaadjes en mongolen. Het bleef maar duren, niemand vond rust, open deuren werden ingetrapt. De jongste knaap van de hele bende zweette voortdurend. Een vogel landde op de vensterbank, de aanwezigen die nog niet in slaap waren gevallen keken verschrikt op. Een slecht voorteken. Schietgebedjes vlogen in het rond. God werd weer misbruikt als een Zuid-Koreaanse hoer. Alles eindigde bij één gedachte: we kunnen niet anders. En een tweede gedachte: waar is het frietkot.

woensdag 20 mei 2009

gisteren, vandaag, overmorgen

Toen ik gisteren de autostrade en daarna mijn vrouw bereed, schoten vreedzame gedachten door mijn hoofd: mussen zijn lief, bloempjes plukken is zo leuk, ruisende bomen zijn fantastisch, pony's zijn klotebeesten. Ok, die laatste gedachte was eerder onverantwoord, maar ik ben ook maar een simpele duif.

Daarnet hield ik iedereen in toom. Mijn grootmoeder zou zeker fier geweest zijn. Ik was haar lievelingsbastaard. Van alles en iedereen in het kolenkot hield ze het meest van mij. Ik was dolgelukkig toen ze stierf.

Mijn leven struint voorbij en voor ik het goed en wel besef vraagt de bakker: 'Wat mag het zijn, ventje?' Ik antwoord vastberaden: 'Evert heeft mijn hond verkracht.' De bakker slikt, maar blijft verbazend kalm. Dat moet ik echt wel toegeven.

de shock

Vroeger, toen Jezus nog zijn hol verbrandde aan vrolijk knetterende kampvuurtjes, hield ik niet zo van mango's in tomatensaus. Ik moest kokhalzen bij het zien van Jezus' ongekuiste tenen. Het einde was nog niet nabij, maar alle lemmings smeekten mij om hen te leiden. Ik weigerde categoriek. Ik hield te veel van het leven, van ananas in caramelsaus, van Judas' ongeschoren oksels. Was ik abnormaal? Mijn hond vond van niet. Ik gaf mijn hond geregeld trappen onder zijn kont. Hij bluste het kampvuur met zijn kwijl en zever. Jezus haalde opgelucht adem.

woensdag 13 mei 2009

de lolly

Van het weer word ik toch ook niet wijzer. Het draait er vooral om de mensen brood en spelen te bieden. Geef hen een vinger en ze nemen mijn hele lijf. Ze scheuren de knoppen van mijn jeans en doen alsof hun neus bloedt. Als ze niet opletten staat de politie opnieuw voor de voordeur. Ze bellen steeds twee keer. Eén keer lang en één keer iets minder lang. De postbode heeft nog nooit aangebeld. Die weet tenminste dat onze deurbel kapot is.

maandag 4 mei 2009

de kale reis

Op een dag besloot ik de wereld rond te trekken. Ik begon bij Holland, een land vol molshopen, Senegalezen en hondstrouwe mierenneukers. De avond viel veel te vroeg. Ik zette mijn tentje op in de voortuin van een aristocraat. Muggen waren er niet. Ik kookte mijn potje op een gasvuurtje. Een Hollander kwam op mij afgestapt. Het was de aristocraat. Hij vertelde dat zijn vrouw hem had verlaten. Ik knikte, maar velde geen oordeel. Zo was ik niet.

vrijdag 24 april 2009

love street

De meest marginale manier om een wasserette te negeren, is nog steeds niet neergeschreven. Ik heb het al vaak willen doen, maar wie houdt mij tegen? Wat als het allemaal zin heeft? En hoeveel zonden kan een mens begaan? Je adem voelt zacht aan, maar je haar kriebelt. Ik draai mijn hoofd weg, je vraagt of er iets is, ik zeg dat je haar kriebelt. We vallen verder in slaap.

de schoolmeester

Maffe Mark, de schoolmeester van het kleinste gehucht ter wereld, deed pipi tegen de Range Rover van Meneer Pastoor. Pastoor was een gehaaide zakenman en had vijfendertig fietsen en een Range Rover. Zijn grootste hobby was zwemmen in de kakbeek van de buren. Mensen verklaarden hem gek en noemden hem stiekem Gekke Pastoor.

Maffe Mark lustte geen koffie. Hij vond het walgelijk. Toch bestelde hij altijd koffie als hij in de stad was. Niet omdat hij mondain wou doen, gewoon omdat hij verslaafd was aan koffiekoekjes. Er waren wel meer van die mensen. Op een rustige avond had hij op internet een facebookpagina 'Ik haat koffie maar ben verslaafd aan koffiekoekjes' ontdekt. Hij werd er meteen lid van en uitte zijn blijdschap aan de hand van een luide scheet. Niemand in cyberspace kon hem horen, laat staan ruiken.

Gekke Pastoor keek door het raam en zag Maffe Mark plassen tegen zijn Range Rover. Hij schrok even van het formaat van Maffe Marks lid, maar kon zich snel herpakken. Hij rende naar buiten, gritste onderweg een baseballbat mee en sloeg zijn terreinwagen aan diggelen. Maffe Mark wist niet wat hem overkwam. Hij keek naar God, maar god keek niet naar hem. Wat nu gedaan?

geen wezenlijk verschil

Ik ben ook maar een mens, dat weet iedereen. Ik luister naar vrouwen als ze iets te zeggen hebben. Ik observeer en lach, vooral in mezelf. Mensen die mij de wrangheid van het bestaan leren kennen laat ik liever links liggen. Afgelopen winter zag ik een vallende ster. Ik deed de wens die ik al heel mijn leven wenste en die al altijd was uitgekomen.

Daarnet verliep het leven vlotjes. De was hing te drogen, de kinderen stonden op de vensterbank en voelden zich de koning van de wereld, de poezen lagen onder een vers geplant boompje. M'n vriendin was met een zeis het gras aan het maaien. Haar borsten schudden tevreden mee.

maandag 20 april 2009

zo blij

De wind zit goed. Oostenwind. Geen geruis van de autosnelweg. Geen boze wolven. Ik haal adem, opgelucht. Ik voel allergie opkomen. Een merel, roodborst, lijster en koolmees fluiten. Ze fluiten uitbundig, hardnekkig, overmoedig. Ze beseffen niet dat ook zij zullen sterven. Ik zet een muziekje aan en tracht in de maat van de muziek mijn neus te snuiten. Het lukt. Ik ben zo blij.

walter zoekt een reden

Ik wandelde met Evert door het Vlaamse land. Evert zong een lied. Hij zong zo vals als mijn moeder die haar kat streelt. Ik begon zachtjes mee te zingen. Na een tijdje zongen we beiden luidkeels over Guy Verhofstadt, teenkaas en mosterd bij de vis. Walter, die net zijn schoorsteen aan het vegen was, keek ons fronsend aan. Ik stopte met zingen. Zingen was voor jeanetten. Ik haatte jeanetten. En snobs.

zondag 12 april 2009

aarzelende aarzen

Minstens vijftien keer belde ik de wereld op, maar dé vraag bleef ongesteld. Om de haverklap hield iemand mijn adem in. Ik schreeuwde moord en in iets mindere mate brand om de pompiers enigszins te ontlasten. Het werd een waar festijn. Mensen die ik van haar noch pluimen kende dronken mijn koelkast leeg en bewogen hun hoofd op de maat van de muziek. Het waren snobs, dat was wel duidelijk, en als er één iets is waar ik niet tegen kan, zijn het wel snobs. En spruiten.

Als ik laat op de avond in een verlaten steegje een snob tegenkom moet ik mij inhouden hem niet op zijn neus te detsen. Of haar. Soms loop ik ze straal voorbij, soms doe ik ze voetjelap, hahaha, maar meestal dets ik hen op de neus. Bij de gevolgen sta ik nooit stil.

jean-marie

Jean-Marie Dedecker, een dikke man die het liefst van al frikandellen eet, werd achternagezeten door een loopse poedel. Hij vluchtte een bibliotheek binnen en nam de lift naar de vierde verdieping. Na enkele minuten uithijgen nam hij de lift naar beneden en wandelde lichtjes zwetend naar buiten. Ik zag dat allemaal met lede ogen aan. Jean-Marie was een loser, een oetlul van formaat. Hij sneed zijn boterhammen in driehoekjes, nam nooit de tram, zette de radio steevast op MNM, gunde straatmuzikanten geen blik waardig en kocht Bongobonnen voor zijn vrouw. Ik weet het, hij kon daar ook niet aan doen, maar toch.

maandag 6 april 2009

een mankement

Ik denk vaak aan mango's. Hoe ze kunnen rotten in de fruitmand. Hoe ze bananen minachten en peren onderdrukken. Ik kan er mijn kop over breken. Ik noem het een mankement, al weet ik zeker dat er ergere mankementen zijn.

Mijn moeder, ik schrijf er niet veel over, is een prachtige dame. Meer woorden moet een mens daar niet aan vuil maken. Al zou het natuurlijk leuk zijn voor mijn moeder mocht ik haar elke dag bewieroken. Maar dat doe ik dus niet.

maandag 30 maart 2009

op wandelafstand van de makro

Hoe het ook zij, mijn grootouders woonden in Gent. Ze hadden een café aan het Sint-Pietersstation. Zatlappen stapten van de trein en stuikten hun café binnen. Ze bestelden een pint en vielen in slaap. Mijn grootmoeder veegde ze kordaat buiten en snoot haar neus. Mijn grootvader keek haar liefdevol aan en zette een whiskyglas in de kast. Mijn vader vroeg aan mijn grootvader hoe lang het duurde vooraleer hij de meisjes mocht kussen. De hond van de buren hijgde van zwaarlijvigheid en kakte op het trottoir. Een zatte klant gleed uit over de hondendrol. Mijn vader en zijn broers hadden de tijd van hun leven.

witte wijn

Ik heb geen vrienden meer. Ze zijn dood, begraven of bij de bakker. Ze zien mij niet meer staan. Vroeger, toen ik jonger was, had ik zeker tien vrienden. Ze hielden van mij en gaven me elke dag cadeautjes. Ik had zelfs een beste vriend. Die heette Plons. Plons en ik gingen elke dag op stap. We ontdekten de wereld, het leven, ons onderbroek, mosterd bij de rode kool, altijd is kortjakje ziek, fucking klootzakken en mama, mag ik nog een kilo spekken? Vreedzaam als ik was gooide ik stiekem bakstenen naar oude vrouwtjes. Ze vielen neer en ik lachte in mijn vuistje. Plons keurde mijn gedrag af. Hij duwde mij in de waterput en verdween voor altijd. Ik zocht een nieuwe beste vriend. Het werd Laffe Hond, een wees die vanwege zijn onuitspreekbare voor- en achternaam Laffe Hond genoemd werd. Ik vond Laffe Hond wel tof. Hij sprong van dakgoten en brak zijn nek. Ik lachte luidkeels. Mijn grootmoeder zei dat het bedtijd was. Een baksteen was mijn antwoord. Ja, ik had veel vrienden vroeger. Iedereen keek naar mij op.

maandag 23 maart 2009

hoe walter ijsjes at

Walter, zijn achternaam was niet voor niets Capiau, liep vrolijk achter z'n mama aan en gleed uit over een bananenschil. Hij weende veel te luid, gooide de bananenschil naar een onschuldig hondje dat braaf naar de lucht zat te kijken, en vervolgde zijn tocht achter z'n mama. Z'n mama was een knappe vrouw voor die tijd en alle mannen keken haar achterna. Ze had ook altijd wapperende rokken aan. Walter had al zeker honderd keer haar onderbroek gezien. Het was zijn favoriete bezigheid: ijsjes eten achter z'n mama aan lopend.

de monstercoalitie

Waldek, het humeurige wafelijzer, hield een vurig pleidooi voor krokantere wafels. "Ze moeten kraken bij het kauwen!" besloot hij na enige minuten fel getier, waarbij speeksel meermaals op kookpotten en -pannen belandde. Vooral de pannenkoekenpan had verscheidene klodders op zich gekregen en begon er meer dan genoeg van te krijgen, ook al kon ze zich inhoudelijk wel in het betoog van het wafelijzer vinden.

zaterdag 21 maart 2009

geen tijd voor thee

Ik wist het al ruim op voorhand: een koe melken doe je niet zonder reden. Verder heeft deze eerste zin niets te maken met de volgende, volledig fictieve stroom van godsvruchtige en - laat ons eerlijk zijn - geniale woorden.

We wandelden samen door een prachtig stukje natuur - zo eentje met bomen, velden, zon, beekjes, vogeltjes, en vooral geen andere mensen - en ik voelde mij oprecht gelukkig. Ik dacht aan hoe mooi mijn leven wel was met jou aan mijn zijde, en met onze twee heerlijke kindjes bij hun grootouders.

Ik stelde mij voor dat dit het geschikte moment was om je ten huwelijk te vragen. Je had al enkele malen 'subtiel' duidelijk gemaakt dat je een écht aanzoek verwachtte. En met écht bedoelde je natuurlijk romantisch. En romantisch is niet zomaar romantisch. Het moet romantisch zijn voor jou. En dat impliceert: de timing is cruciaal. Ik zou het juiste moment moeten afwachten.

Voilà, nu was zo'n moment. Onbedoeld romantisch, geen fake etentje bij kaarslicht, geen opgefokt gedoe. Ik stopte even en wachtte tot je je zou omdraaien. Dat duurde wel even. Pas een honderdtal meter verder, bij de volgende bocht, stopte je. Je maakte uitbundige gebaren, blijkbaar was er iets te zien voorbij die bocht. Ik zette een spurtje in, keek opgetogen naar een nog prachtiger uitzicht dan voordien en hield het gepaste moment voor later. Er zouden er wel nog komen.

zaterdag 14 maart 2009

de excuses

De bergen die ik in mijn leven al beklommen heb, zijn op één hand te tellen. Het zijn er minstens achtendertig. Bergen in Schotland, Noorwegen, Canada, de Far Oer-eilanden, Guinée, Roemenië, Frankrijk, Spanje, Kroatië, en dat zal het zowat zijn. Meer bergen heb ik niet beklommen.

Gisteren, het waaide weer eens vanuit het zuidoosten, passeerde een wandelaar met zijn hond voor ons huis. Het is eigenlijk niet zijn hond, het is de hond van zijn dochter. Maar hij gaat er elke dag mee wandelen. Minstens twee keer. Ik vermoed zelfs gemiddeld drie keer.

Ik koop soms sigaretten in het winkeltje op de hoek, soms in de Smatch, soms in de krantenwinkel aan het water, en soms in een willekeurige krantenwinkel. Echt veel rook ik nochtans niet, gemiddeld misschien vijf sigaretten per dag. Maximaal.

De laatste keer dat men mij vroeg om mijn hielen te likken, zakte het niveau onder nul. Ik zweeg als vermoord, maar kookte van woede. Ik haatte al die achterlijke betweters, die marginale snoodaards, die Jannen met de pet. Bijna begon ik te huilen, maar huilen deed ik zelden. Ik was sterk en dodelijk eenzaam.

Malawi, het land met de meeste dode vissen ter wereld, staat eens te meer op de kaart der afwezigheid. Geen enkele zelfgenoegzame wereldleider denkt na over het lot van de simpele man in de straat. De vraag die niemand zich stelt is van ondergeschikt belang. Wiskunde, fysica, chemie, stront aan de knikker, wortelgedrag, niemand kijkt vooruit. Niemand blikt terug.

Melkende boerinnen eten zelden zoethout. Ik kan hen geen ongelijk geven. Ik ben vanmorgen opgestaan en ik vond dat de wereld beter kon. Ik schreeuwde het van de daken. Ik belde mijn overgrootvader. Hij nam niet op, de klootzak.

Malafide worstendraaiers, ze bestaan. Hoe vaak ik de politie ook in de ogen piste, ze bleven mij geloven en liefdevol behandelen. Mag het zomaar zijn? Mag ik wensen dat Elodie nooit meer opstaat? Mag ik toegeven dat ook ik het antwoord soms niet weet? Mag ik in godsnaam mezelf zijn?

woensdag 11 maart 2009

het mietje

Eenzaam liep het mietje door een onbekende stad. Het had maar één wens: oliebollen fretten aan een oliebollenkraam. Er was echter in de verste verte geen oliebollenkraam te bespeuren. Het mietje nam dus maar een taxi en reed naar de basiliek. De basiliek was bomvol. Om een of andere duistere reden voelde het mietje zich hier thuis. Lag het aan de beelden van die vrome vrouw? Of aan die kerel aan zijn kruis? Het mietje struikelde over een uitgestoken been en viel recht op zijn neus.

zondag 8 maart 2009

was het maar dreft

De zon kwam op. Alles en iedereen liep te koken van ongeduld. Mosterd werd op boterhammen gesmeerd. Sommigen vonden de mosterd niet straf genoeg. Mensen lachten. Er werd komaf gemaakt met wezenloos gestaar in het niets. De horizon, voor velen een nutteloos gegeven, was prominent aanwezig. Een haantje de voorste riep luidkeels dat de wereld nooit zou vergaan. Vijf mussen tsjilpten uitbundig.

Tegelijkertijd kwam Jaap Stam het voetbalveld opgelopen. Hij wist niet veel, maar honger had hij wel. Zijn moeder had ooit zijn toekomstige vader verleid. Het fijne wist hij er niet van, maar naar het schijnt hadden zijn ouders in die tijd een neus voor louche zaken. Ze woonden midden in een joodse buurt en hielden zich opvallend koest als het op niezen aankwam. Jaap zag een bal en trapte zo hard hij kon.

Ik verscheen eveneens op het appèl. Milosevic kon mij gestolen worden. Winkelhaken, filibusters, Mongoolse mongolen, ik had er lak aan. Ik hield het bij zielig gejank en bambi-ogen. De redelijk representatieve jury viel in mijn boobytrap en ontplofte van plaatsvervangende schaamte. Mijn laatste woorden hield ik voor mezelf.

maandag 2 maart 2009

het bosje

Jacques keek niet naar links bij het oversteken en werd aangereden door een Daf. Zijn hond, die wel naar links had gekeken, stond verbouwereerd op het voetpad. Zijn baasje was weggecatapulteerd. Hij zocht zijn baasje en vond hem enkele minuten later in een bosje. Het bosje rook naar pis en kak van andere honden. Enkele landlopers sliepen in elkaars armen.

zondag 1 maart 2009

de messenwerper van hamelen

Alle dagen lijken op die ene dag dat ik met veel poeha de mosterdpot van de trap gooide. Ik was nog klein en ontdekte de wereld. Iedereen die mij negeerde kreeg een trap tegen het scheenbeen. Ik had veel trappen.

Mijn grootste overwinning op het leven behaalde ik na veel vijven en zessen. Mijn grootouders waren op sterven na dood. Ik bad tot God dat ik de snoepjespot zou erven. Walter, de zuchter van het dorp, zuchtte diep.

Ik was verliefd op twee meisjes uit twee verschillende klassen. Ik probeerde hen samen in mijn boomkamp te krijgen. Mijn boomkamp was echter alleen maar te bereiken via een touwladder. Het ene meisje viel eraf bij haar eerste poging en verzwikte haar enkel, het andere meisje bleek vooral oog te hebben voor het ene meisje en samen gingen ze naar huis. Ik klom in mijn boomkamp en droomde van mooiere momenten.

zondag 22 februari 2009

de magie van het afwassen

Op een dag, het was een reguliere dag, stonden zeven gehandicapte Nederlanders op een rij. Het waren zwijgzame mensen. Alfred Jodokus Kwak hield een speech van hier tot in Tokyo. Hij foeterde op alles wat bewoog, en vooral op alles wat enigszins naar glijmiddel rook. De zeven gehandicapte Hollanders fronsten hun wenkbrauwen.

vrijdag 20 februari 2009

het is menens

De dag dat ik opnieuw overdrijf zal mij niet in dank afgenomen worden. Ik wenste verschillende mensen een zachte dood toe, maar niemand lachte gemeend. Ik bereidde mij voor op slagen en verwondingen, worstenbroodjes en in het uiterste geval zelfs Frank Deboosere, maar alles leek slechts één bedoeling te hebben. Mijn overgevoelige tenen hadden koud, mijn kousen had ik aan, mijn ogen keken leeg naar buiten.

in Papegem

Ik woon in Papegem, een dorp met een paar honderd inwoners. Er zijn hier geen cafés. Wel een bakker en iets wat voor een kerk moet doorgaan. Verder zijn er huizen, straten en een speeltuin. Er zijn ook een paar velden en wat bosjes. Maar daar houdt het op.

De E40 ligt net iets te dichtbij om van een rustig dorpje op den buiten te kunnen spreken. Dat is jammer. Als de wind verkeerd zit, hoor je de autostrade. Je hoort vogels en bomen, maar ook de stroom aan auto's van een paar kilometer verder. Echt genieten is dat niet.

Vandaar mijn besluit om in de politiek te stappen. Ik wil het land hervormen. Alle autosnelwegen moeten overdekt worden, zodat de duizenden Belgen die er dichtbij wonen, geen lawaaihinder meer moeten ondervinden. Ik vind dat persoonlijk wel een goed idee, en wat Jezus ervan vindt kan mij eerlijk gezegd gestolen worden.

vrijdag 13 februari 2009

verbazing alom

Toen Frank Deboosere zijn grootmoeder een hartelijke knuffel gaf, vloog plots een duif tegen het raam. De Eiffeltoren brak in drie stukken en Evert dacht aan zijn leven.

zondag 8 februari 2009

de dageraad

De hele dag liep ik rond met Mickey Mouse in mijn hoofd. Het was een verschrikkelijke dag. Alles leek rood en daarna groen. Ik struikelde een aantal keer over mijn eigen voeten. Ik had nochtans mijn beste schoenen aan. Ik kwam niemand tegen die ik kende. De bussen stonken weer veel te veel. Morgen zal ik opstaan met een fijne gedachte: hoe walvissen niet zinken. Tja, wat wil een mens nog meer. Ik veins interesse, maar acteren is nooit mijn sterkste punt geweest.

vrijdag 6 februari 2009

doorweekt

Ik hielp mijn grootvader de trap op. Hij liet een scheet. Ik moest mijn lach inhouden. Scheten vond ik grappig. 't Was wel een stinkende scheet. Mijn grootvader sprak de wijze woorden: 'Walter Capiau is een grote meneer, mijn kleinzoon.' Ik stopte met lachen. Ik kon veel verdragen, maar dat ging toch te ver. 'Grootvader, ik kan veel verdragen, maar dat gaat toch te ver,' zei ik dan ook met vastberaden stem. Maar doof als hij was, hoorde mijn grootvader mij niet. Ondertussen waren we wel boven. Wat we hier precies gingen doen, wisten we allebei niet meer. Dus gingen we maar weer naar beneden. Mijn grootvader mompelde iets in de trant van: 'Zaki, dat is pas een lelijke zeikerd.' Ik knikte instemmend.

spaghetti bolognaise

Bijna iedereen heeft een grote mond, maar zegt niets als het erop aan komt. Ik niet. Ik zeg sowieso niets. Ik spreek alleen als God mij toefluistert: 'Liefste jongen, waar ben je toch mee bezig?' Mijn antwoord luidt elke ochtend als volgt: 'Liefste God, ik zoek naar antwoorden.' Waarop God dan altijd begint te lachen en met tranen in de ogen de volgende woorden uitproest: 'Maar loser toch, wie zoekt dezer dagen nog naar antwoorden? We leven wel in 2009 hé! Get a life, sucker!'

De dag dat God sterft zal ik spaghetti bolognaise eten.

zaterdag 31 januari 2009

marcel groet de dingen

Marcel, een man die maar al te vaak pillen pakt, roept elke ochtend tegen zijn vrouw dat het tijd is om op te staan. Zijn vrouw neemt dan altijd een douche en wast haar hele lichaam. Marcel kookt ondertussen enkele eitjes. Hij zingt af en toe een liedje van Milow, maar meestal houdt hij zijn mond. Zijn vrouw komt ondertussen volledig aangekleed de keuken binnen. Marcel vindt dat altijd jammer. Tijdens het koken van de eitjes fantaseert hij namelijk geregeld over zijn vrouw die naakt de keuken binnenstormt en struikelt over de stofzuiger, daarbij haar gezicht tegen de tafel stoot en bewusteloos blijft liggen. Hij zou dan de 100 moeten bellen, iets wat hij nog nooit gedaan heeft.

de mijlpaal

Twee aftandse gebouwen stonden naast elkaar in een mooie stad. Een eenzame man passeerde zonder op te kijken. Hij dacht aan motorfietsen en confetti. De laatste keer dat hij confetti in zijn gezicht had gekregen, dateerde toch ook al weer van 1985, het jaar van zijn toenmalig lief Bernadette. Bernadette was een leuk meisje, maar had X-benen. Hij hield niet zo van X-benen, dus maakte hij het uit. Bernadette was zijn laatste lief. Hij was nu oud en versleten, leeg en marginaal. Niemand zag hem stappen, tenzij misschien een verdwaalde eend. Eenden merken nu eenmaal alles op.

dinsdag 27 januari 2009

Albert

Ik had een mooie jeugd. Mijn moeder hield van mij en ik hield van alle meisjes. Mijn ogen zochten bevestiging, maar vingen meestal bot. Ik had een boomkamp en een bmx. Ik had een beste vriend. Ik genoot van elke vakantie. Op school kon ik heel goed mee. Vieruren deed ik graag. Ik at alle koeken op. Ik zweeg als vermoord toen de koekjeskast leeggeplunderd leek. Ik aaide Albert, de kattin. Ze zat elke avond op mijn schoot. Een andere schoot moest ze niet hebben. Ze had mij het liefst. Mijn zussen waren niet jaloers. Het waren geen kattenliefhebbers. Albert spinde oorverdovend, zo blij was ze. Ik keek naar buiten en zag de sterren.

zaterdag 24 januari 2009

walketsigaf

De dag na gisteren, vandaag dus eigenlijk, stond de wereld geen seconde stil. Alles bleef maar doordraaien, -malen, -gaan, en -zingen. Ik zag een schaap dat blaatte van contentement. Ik hoorde kippen die zwegen als vermoord. Ik voelde minuscule ovulaties bedrukt en enigszins onderdanig het hoofd buigen. Het leek alsof het mestoverschot nooit had bestaan, zo hard regende het niet. Flauweriken zoals ik vindt men niet per dozijn. Ik weet veel, maar vandaag, net nu alles ging zoals het altijd ging, wist ik enkel de gewone dingen, de dingen die ik altijd weet. Ik hield haar hart vast, en haar hand. Zij vond dat wel aangenaam. 'Aangenaam,' zei ze lichtjes verward. 'Walketsigaf,' antwoordde ik totaal naast de kwestie.

more fun with jaap stam

Jaap Stam liep met zijn lompe lijf tegen een vijgelaar. Vijfentwintig vijgen vielen op de grond. Jaap Stam hield zijn adem in en telde tot tien. Dat deed hij altijd als hij ergens met zijn lompe lijf tegenaan liep. Achttien mensen passeerden terwijl hij zijn adem inhield. Hij hield van tellen, dat was duidelijk. Een oude man die vanop een bankje al de hele tijd naar Jaap Stam had staan kijken, stak een sigaar op maar inhaleerde niet. Nee, hij inhaleerde niet.

maandag 12 januari 2009

de walvisvangst verliep vlotjes

Mijn aambei vertelde mij onlangs dat de tijd van geven en nemen voorgoed verleden tijd is. 'Enkel de jaloerse bokken zullen overleven!' riep hij resoluut. 'Monsterblokkades, verdwenen gomorra's, zwijnachtige wolven: alles en iedereen blijft stilstaan bij het zien van een eenzaam brood in een failliete bakkerij,' riposteerde ik gevat.
Daar had mijn aambei niets meer aan toe te voegen.

zaterdag 10 januari 2009

minutieus voorbereid

Magistraal kon je het niet noemen, maar woorden als voddig, vurt en verdomd achterlijk pasten er ook niet bij. Mijn eerste liefde heette Isabel. Ze stak de straat over op het zebrapad. Ik keek haar aan en barstte in tranen uit. Mijn grootmoeder, een gebocheld stuk venijn, gaf mij haar zakdoek. Haar zakdoek rook naar eau de cologne. Ik snoot mijn neus en droogde mijn tranen. Het vuurwerk begon. Ik keek met grote ogen naar dit spektakel en barstte in tranen uit.

Een wolk had de vorm van Jezus aan zijn kruis. Het duurde maar enkele seconden, maar Walter had het gezien. Hij zei: 'Evert, mijn dag is goed.' Evert had staan kijken naar een meisje met bruine ogen en een diepe decolleté, en had dus geen flauw benul waar Walter het over had. Dit kwam echter wel vaker voor, dus beide vrienden wandelden tevreden verder.