zaterdag 27 december 2008

een koude dag

Het was een koude dag en Frank Deboosere fietste naar het kerkhof. Zijn oma lag daar begraven. Hij praatte even met haar en sprong dan weer op zijn fiets. De bakker was gesloten. Frank vond dit jammer, want hij moest eigenlijk een brood kopen van zijn vrouw. Zijn vrouw was nogal dominant. Frank hield daar wel van. Maar zonder brood naar huis komen, dat kon hij echt niet maken. Zijn vrouw zou hem slaan en vernederen. Ze zou hem de huid vol schelden. Zijn kinderen zouden huilen en nooit meer blij zijn. Ach, zuchtte Frank, het leven kan toch mooi zijn.

evert zegt niet nee

De winkeldeur verstaat er niets meer van: gisteren liepen vijfendertig Hollanders in een gracht en vandaag staat niemand op zijn kop. Evert, een doodgewone jongen met een IQ van 110, zegt niet nee tegen meisjes met een grote boezem. Hij kan er ook niet aan doen, zegt hij maandelijks tegen de koster. De koster draait dan meestal met zijn ogen, maar voelt diep vanbinnen een onweerstaanbare drang om Evert achterwaarts te nemen. De winkeldeur slaakt een zucht.

donderdag 25 december 2008

een ongelooflijke ervaring

'De gedachte dat ik morgen opnieuw zal leven, doet mij beven van contentement,' zei Walter Capiau tweemaal tegen zijn vriend. Zijn vriend had hem nog steeds niet verstaan, maar knikte schijnbaar geïnteresseerd. 'Ik vind het zo zalig om bij jou te zijn,' vervolgde Walter Capiau, 'Elke minuut dat ik bij jou ben, ben ik geen minuut bij iemand anders.' Het was een waarheid als een klok, maar zijn vriend had geen zin in waardeloze zever. Hij wilde zwemmen in de Mississippi, zonnebaden in Miami, gokken in Las Vegas en roeien op de Watersportbaan. Vooral dat laatste leek hem een ongelooflijke ervaring.

dode mussen bij de vleet

Hoe achterbaks mijn vijanden ook zijn, hoe lusteloos een schaap ook kan kijken, hoe hoog een wolkenkrabber ook reikt, het kan mij allemaal niet zo heel erg schelen.

Van veel zaken trek ik mij weinig aan. Ik heb lak aan arrogante, vals bescheiden, omhooggevallen nietsnutten. Ik zoek naar everzwijnen, maar wie zoekt is verloren.

De winter likt zijn wonden. Of zijn het haar wonden? Weer een vraag waar ik vannacht over kan tobben.

wantoestanden in evergem

Evergem, een dorp zonder ziel, heeft talloze inwoners. Jan Endan is er een van. Hij staat elke ochtend op met een bescheiden ochtenderectie. Zijn hond blaft de buren wakker. Jan drinkt een kop Senseo-koffie en poetst zijn tanden. Hij denkt aan al zijn exen. Het zijn er drie. Waar zouden ze nu wonen? In een villa of in een rijhuis? Zouden ze rode schoenen hebben of gele? Met of zonder hakken? Zouden ze naar Thuis kijken of naar Phara? Zouden ze een Citroën hebben? Of een fiets?

Zijn gedachten dwaalden af. Hij had moeite met rekenen, maar ook fysica en koken was niet aan hem besteed. Hij bakte elke dag een ei. Vervolgens at hij dat op. Hij keek naar buiten en zag een Evergemse mens passeren. Was het Rudy? Neen, het was Rudy niet.

zondag 14 december 2008

I'm your man

Vraag mij niet hoeveel schoenveters ik in mijn leven al geknoopt heb, want ik weet het niet. De eerste keer dat ik zelf mijn schoenveters knoopte was op een regenachtige zaterdag in maart. Ik was jong en ik wou doodgraag mijn eigen schoenveters knopen. Mijn moeder zei liefhebbend: 'Jongen, vandaag mag je eens zelf je schoenveters knopen.' Ik sprong een gat in de lucht en zocht mijn schoenen. Ik deed mijn schoenen aan en een halfuur later waren mijn schoenveters dicht. Triomfantelijk keek ik op. Mijn ouders en mijn zussen klapten in hun handen en riepen 'Bravo!'. Ik merkte hun ironische blikken niet.

een zin

Twee dagen geleden, toen de wind fel waaide, liep de wekker af.

marginale knotwilgen

Het leven kan mooi zijn, maar ook hard. Mijn handen bevriezen van zoveel kou. Ik kijk op en zie een volle maan. De maan kan niet lachen, maar ziet er toch gelukkig uit. Veel wijzer word ik er niet van, maar vandaag leek alles op zijn plaats te vallen.

Ik hield altijd al van eindejaarswensen: ze zijn leeg, nietszeggend en hypocriet. Mijn eindejaarswensen voor mezelf hou ik liever voor mezelf. Mijn eindejaarswensen voor anderen vertel ik hen recht in het gezicht. Zo ben ik nu eenmaal.

Wie de laatste steen werpt, is eerder traag. Een berg kan je beklimmen, maar je kan er ook naar kijken. Ik heb nooit verstaan waarom mensen naar Clouseau gaan kijken. Geef mij maar knotwilgen. Hoe marginaler hoe beter.

zondag 30 november 2008

wolven in het nauw

Maandagavond rond half tien reed een tram veel te snel in een zone 30. Oude mensen keken verschrikt op en hielden elkaars krukken vast. Een rolstoelpatiënt zweeg zoals altijd over de trauma's van zijn jeugd. Niemand mocht weten dat hij als jonge knaap meermaals misbruikt was door zijn nonkel. Een andere rolstoelpatiënt viel in slaap, want het was inderdaad al veel te laat. Wolven huilden in het maanlicht, ratten kropen uit de graskant, twee tienermeisjes fietsten voorbij.

donderdag 20 november 2008

hoe Evert stierf

Evert telde zijn vingers en luisterde naar klassieke muziek. Hij dacht aan de levenslessen die zijn oma hem nooit vertelde. Hij miste zijn kat, zijn moeder, zijn liefdevolle Oxford-fiets en trok een stekker uit een stopcontact. Een gsm had hij niet, hij was er principieel tegen. Hij praatte tegen zichzelf en zette water op. Een theetje zou er wel in gaan. Hij ging zitten en kreeg een hartinfarct.

zondag 16 november 2008

een groene specht in koerdistan

Tja, hoe de zaken ook gaan, rollen en botsend neerkomen, met pijnlijke grimassen als gevolg en ski-ongevallen in de Alpen als irrelevant gegeven, het leven draait maar rond één ding: water. En wijn.

vrijdag 7 november 2008

onwaarschijnlijk gedoe

De meeste mensen lopen zielig en alleen door godvergeten winkelstraten. Ze zoeken Hasselt of Kortrijk, maar vinden hondenstront en natgeregende vuilnisbakken. Ze spreken veel te luid en luisteren niet naar anderen. Ze stinken naar bloemkool, huilen met de pet op, planten zelden meidoorn. Ik zie ze graag, die mensen. Het zijn stumperds van formaat, maar wat kunnen zij eraan doen? God heeft hen geschapen, dus het is Zijn verantwoordelijkheid. Ikzelf heb er niets mee te maken.

Het zwijn in mij

Soms voel ik de onweerstaanbare drang opkomen om het zwijn in mij los te laten en een frangipane te eten met een lekker bakkie koffie erbij! Ik wil mij dan volledig laten gaan en fantaseer over handbal, gebreide sokken en zwarte tefalpannen! Ik ontzie niets of niemand in mijn stormachtige bui en draai rondjes met mijn bureaustoel! Je leest het goed; ik ben ongelooflijk.

donderdag 16 oktober 2008

clouseau knipt papiertjes

Wiskunde is een vak op school waar de meeste scholieren van moeten kotsen. Sommige scholieren (hoofdzakelijk mannelijke) krijgen een erectie van wiskunde; dit zijn de wiskundeknobbels. Ze zijn gemakkelijk te herkennen: hun bank staat enkele centimeters hoger dan die van de rest. De wiskundeleerkracht (meestal een would-be-wiskundeknobbel) screent in het begin van de les al zijn leerlingen op het hoge-bankensyndroom. Dat hebben ze geleerd in hun aggregaat. De banken die hoger staan worden onherroepelijk uit het lokaal verwijderd. Daar zit de wiskundeknobbel dan met zijn erectie, moederziel alleen. De leerkracht gniffelt en voelt zich weer enkele momenten beter. Daarna komt de leegte terug.

plankton schandalig duur

Waarom weet ik niet, maar mijn walvissen eten meer en meer. Ze hebben constant honger. Ze weten van geen ophouden. Ik haat ze! Walter Capiau is bijna dood, maar mijn walvissen denken alleen maar aan plankton, elke seconde van de dag. Ik fluister hen zachtjes toe: 'Komaan, lieve kutbeesten, eet toch wat minder!' Maar ik heb de indruk dat ze mij niet verstaan. Of juist wel, en doen ze het expres! Waarschijnlijk zitten ze in de puberteit of zo. Ja, dat zal het zijn. Ze rebelleren, zetten zich van mij af, willen op eigen benen staan. En wie ben ik om hen tegen te houden?

vrijdag 3 oktober 2008

de zondvloed

Ik dacht aan meeuwen die rotsen onderschijten. Ik hield een verrekijker in mijn handen. De zee was woest, woester dan ooit. Veel mensen waren hier niet. Alleen jij en ik, schuilend onder een eenzaam boompje. Een drieteenmeeuw vloog over. Aan de horizon leek het op te klaren, maar vlak bij ons bliksemde het nog volop. Een vissersboot haastte zich naar de veilige haven. Zou hij het halen? Je weet nooit wat het leven brengen zal. Niet God, en Helmut Lotti nog minder, zal je leven in handen nemen. Je kan hopen, smeken en dreigen. Je kan zingen, vechten, huilen, bidden, lachen, werken en bewonderen. Je kan rennen, springen, vliegen, duiken, vallen, opstaan en weer doorgaan. Je kan liedjesteksten parafraseren zoveel je wil, God noch Helmut Lotti zal je helpen.

de waarheid

Ik hou van mijn vriendin. Het is een ongelooflijke vrouw. Iedereen die haar kent zal dat beamen. Maar uiteraard weten zij nog niet de helft van wat ik weet.

woensdag 1 oktober 2008

puur voor de lol

Puur voor de lol liep ik gisteren door Brugge en Parijs. De wolkenvelden leken sterk op mijn droom van de afgelopen jaren: wolkenvelden boven Brugge en Parijs. Ik sloeg een Fransman gade. Ik stapte op de metro. Ik bezocht een museum. Ik amuseerde me volop.

'Jochei!' riep ik op een brug. Mensen in bootjes keken mij aan. Ik zwaaide naar een stadsduif. De winkels die ik passeerde zagen er fantastisch uit. Ze verkochten alles wat een mens maar kon wensen: kleren, washandjes, groenten en fruit, bier, kruiden, Zweedse meubelen, chocolode, enzovoort. Ik stond versteld.

Mijn evenknie op het vlak van wonderen verrichten, Jaap Zoutboom, struikelde over een uitgestoken been van een Franse dame. Ze raakten aan de praat en werden verliefd. Ik was blij voor hen.

maandag 29 september 2008

slapen zonder zorgen

De vrouw lag in bed. Ze sliep nog niet. Ze wachtte op haar man. Haar man zat op het toilet. Wat hij daar deed kan zelfs het kleinste kind raden: hij loste kruiswoordraadsels op. Hij dacht diep na.

De vrouw viel in slaap. Ze snurkte luidkeels. Haar man lag ondertussen naast haar. Hij kon niet slapen.

Een kind begon te huilen. De man troostte het kind en kroop weer in bed. Het was twee uur 's nachts. De maan was niet te bespeuren. De vrouw had het deken naar zich toe getrokken.

Zes uur. De man stond op en rookte een sigaret. Het was mistig. Hij stapte in de auto en reed weg. Na een tijd viel hij in slaap. Eindelijk.

wilde zwijnen

In China, het land van spleet- en andere ogen, heeft de ekster het nu eenmaal hard te verduren.
Vraag mij niet waarom, maar veel volkeren zoeken de ziel van geplette bananen.
Georges Leekens, een trainer van een Belgisch voetbalploegje, zoekt vooral genot bij wildvreemde vrouwen.

vrijdag 26 september 2008

jaloezie

Evert is nog steeds jaloers op Rebecca omdat zij groene schoenen heeft en hij niet. Hij wil hier iets aan doen. Op een nacht sluipt hij door de straten op zoek naar het huis van Rebecca. Na enkele uren heeft hij het gevonden. Hij heeft ondertussen honger en dorst, maar zijn missie gaat voor. Hij breekt binnen via het kelderraam en vindt haar schoenen in de gang. Hij neemt zijn verfborstel en potje verf en begint haar schoenen paars te schilderen. Hij zou graag Rebecca's gezicht zien als ze morgen naar beneden komt! Terug thuis verft hij zijn eigen schoenen groen en kruipt daarna tevreden in zijn bed.

Evert gaat naar school in zijn groene schoenen. Hij ziet Rebecca nergens. 'Zou ze niet durven komen in haar paarse schoenen?' vraagt Evert zich af, 'Of zou ze overreden zijn door een bus?' Hij besluit er zich niets van aan te trekken en zondert zich af in zijn hoekje op de speelplaats. Het is zíjn hoekje. Niemand anders mag er komen. Hij zit er in de schaduw, naast de vuilbakken. Soms gooien de andere kinderen afval naar hem, maar nu hij groene schoenen heeft zal dat zeker niet meer het geval zijn. 'Het leven lacht mij toe!' denkt Evert opgetogen.

De juffrouw vraagt waar Rebecca is. De leerlingen kijken elkaar aan en trekken hun schouders op. Niemand weet van iets. Helemaal achteraan steekt Evert weifelend zijn vinger op. 'Ja, Evert, weet jij toevallig meer?' vraagt de juf. 'Eh, misschien wel ja...' stamelt Evert. 'Wel, vertel maar, jongen,' spoort de juf hem aan. Evert haalt diep adem en blozend vertelt hij het relaas van afgelopen nacht: 'Ik ben stiekem bij Rebecca thuis geweest en heb haar schoenen paars geverfd. Ik denk dat ze daarom niet naar school durft te komen.' De hele klas schiet in de lach. De juf lacht opgewekt mee. 'Maar Evert toch, wat ben jij een totale loser!' zegt ze na vijf minuten lachen.

Evert kijkt naar zijn handen en voelt zijn bloed koken. 'Wacht maar, juffrouw Sofie, wacht maar. Vannacht is het jouw beurt.' denkt hij vol haat. Hij kan niet wachten tot het donker wordt.

maandag 22 september 2008

hoop

Sinds 2001 hopen alle wolkenkrabbers ter wereld dat ook zij eens het doelwit zullen worden van terroristische aanslagen.
Walter De Buck hoopt al dertig jaar dat Dana Winner eens bij hem op bezoek komt.
En ik, ik zit hier maar zielig en alleen met mijn vrouw, kinderen, familie, vrienden, collega's, aanbidders, fans en profiteurs, te drinken tot de morgenstond en te hopen op een spectaculaire botsing tussen een joggende papzak en een bedelende muzikant.
We zijn ook maar mensen, hé.

vrijdag 19 september 2008

twee mensen

Twee mensen liepen samen. Ze hielden elkaars hand vast. Hun hond was net aangevallen door een andere hond. Zijn kop was aan flarden gebeten, maar met een beetje geluk zou hij het overleven. Hij zou nooit meer dezelfde zijn, zou nooit meer zelfstandig kunnen eten, maar hij zou er wel nog zijn. En dat vonden de twee mensen belangrijk. Hun hond lag een week bij de dierenarts. De dierenarts leverde knap werk en verdiende een flinke stuiver aan hun hond. Hij had zelden zoiets meegemaakt. De meesten zouden hun hond een spuitje willen geven, maar deze twee mensen niet. Zij spaarden kosten noch moeite om hun hond erdoor te krijgen. En met succes. Een week later was hun hond weer thuis, dolgelukkig, al moest hij opletten dat hij niet te enthousiast blafte. Hun andere hond was ook tevreden. Zo een hele week alleen was toch niets voor haar. Nu konden ze weer samen spelen.

Ze lagen in de zetel, alle vier: de twee honden en de twee mensen. Ze keken naar tv en vielen in slaap. Midden in de nacht werden ze wakker. Er werd op de deur geklopt. Het was God. God sprak tot hen met een accent dat verbazend veel aan de man van Melle deed denken: 'Beste jongelingen. Ik ben God. Ik mag jongelingen zeggen want ik ben al heel oud. Als ik het goed heb ben ik de oudste van de hele wereld. Straf hé. Eigenlijk zou ik in het Guiness Book for World Records moeten staan, maar die klootzakken geloven mij niet. 'k Heb hen nochtans al vijfendertigduizend keer geschreven.' God pauzeerde even, keek naar het plafond en barstte in tranen uit: 'Ach, ik voel mij niet goed. Ik heb nood aan liefde, affectie, bier en anale seks. Ik wil voetballen met de straatkinderen uit Lembeke. Ik wil het Belgacomgebouw beklimmen en ervan springen, net zoals alle normale mensen. Ik wil God niet meer zijn!'

De honden begonnen lichtjes te grommen, de ene al iets overtuigender dan de andere. Eén van hun baasjes gaf God een schouderklopje en zei: 'Maar God toch, het leven kan niet altijd rooskleurig zijn. Het is normaal dat ge eens een dipje hebt. Mijn vrouw heeft dat elke dag! Trouwens, het gras is altijd groener aan de overkant. En 't is maar door te vallen dat je leert opstaan. Na regen komt zonneschijn. Liever twee kippen op een stok dan een vrouw met wrok in uw broek. Harde noedels in kokend water worden zacht een beetje later. Walter Capiau is ook maar een klein ventje dat elke zondag zijn gras afrijdt.'

God geeuwde verveeld en zocht naar excuses om te kunnen vluchten: 'Eh, allemaal heel interessant, maar ik herinner mij plots dat ik dringend bij Monica Lewinsky op bezoek moet gaan. En mijn was moet opgehangen worden!' Hij spurtte weg en struikelde over een palet tegels. Hij overleefde zijn val niet.

een mottig ventje

Een mottig ventje herken je aan zijn voetbalschoenen, zei mijn grootvader altijd. Ik hield zodanig van mijn grootvader dat ik elke week zijn spaarpot leegroofde. Hij vond dat niet erg, zei mijn grootmoeder dan. Ik hield wel van mijn grootmoeder. Het was een kranige oude zatlap. Ze dronk een bak Pale Ale per dag. Ik keek daar enorm naar op. Elke vrijdag was het visdag, maar wij aten boterhammen met hoofdvlees. God wil het zo, zei mijn grootvader autoritair. Ik respecteerde hem met heel mijn hart en ziel, maar na dergelijke uitspraken schopte ik toch meestal recht in zijn aangezicht. Ja, ik was een rebelse jongen.

de maskerade

Ik ging naar een gemaskerd bal in Zevergem, De Pinte. Aan zijn angstzweet herkende ik Yves Leterme. Verder waren ook koningin Paola, Tia Hellebaut en Geert Lambert goed herkenbaar. De Croo viel pas op toen hij begon te spreken. Herman Brusselmans deelde zijn meest recente boek, 'Een dag in Gent', gratis uit. Jacques Rogge was zoals steeds erg onopvallend. Niemand herkende hem.

Ik nam de microfoon en begon aan mijn speech: 'Hooggeachte aanwezigen, ik moet dringend naar het toilet.' Enkel Kamagurka kon hier engiszins mee lachen. Het deed hem denken aan een cartoon die hij in de jaren zeventig had getekend. Ik knipoogde naar hem, maar hij ontweek mijn blik. De omhooggevallen drol.

Wiskunde was nooit mijn sterkste vak. Ik haatte sinus, cosinus, matrices, integralen, lateralen, marginalen en poutrellen. Ik liep rond op dat gemaskerd bal en moest denken aan mijn lerares wiskunde van jaren geleden. Ze heette Stook. Het was een klein vrouwtje, maar ze wist van wanten. Haar grootmoeder was al lang dood. Ze had een mentaal gehandicapte zoon als ik mij niet vergis. Ze kon heel goed uit het hoofd rekenen. Verder trok ik mij niet te veel van haar aan.

Dieumerci Vanacker, een boer met een exotische voornaam, sprak mij aan. Ik herkende hem aan zijn stinkende bek. Hij at elke dag pitta met looksaus. Hij vertelde een lol over schijnzelfstandigen, waarbij zijn speeksel in mijn gezicht terechtkwam. Gelukkig had ik een masker aan. Ik lachte luidkeels, zoals het hoort, en trok aan de alarmbel. Iemand riep 'Brand!!', paniek alom, hysterische vrouwen vielen over hoge hakken, dikke mannen zochten vlug nog iets om te sneukelen vooraleer ze zich naar uitgang begaven, maskers vlogen door de lucht. 'Aha, nu herken ik u,' zei koningin Paola triomfantelijk tegen een man die al de hele avond met haar stond te babbelen, maar nu zijn biezen pakte, 'Gij zijt Frank Bomans, nietwaar?'

woensdag 3 september 2008

pater Damiaan

Soms vraagt men mij hoe het eigenlijk écht met me gaat.
Ik antwoord meestal zo:

"De wereld vergaat. Bomen verliezen hun interesse in tonijnsla. Wolkenkrabbers hebben overal jeuk. Ik sta te kijken naar alles en niets. Ik hoor pater Damiaan zingen. Hij zingt een lied. Walvissen, krabben en mosselen houden een theekransje. Ze hebben geen besef van eender wat. Evert, een imaginaire man wiens naam mij telkens als eerste te binnen schiet als ik begin te schrijven, denkt diep na. Wortels worden geraspt. Een golf verschijnt en verdwijnt. Alles eindigt ooit. Martha, een dame zonder capsones, loopt tegen de muur. Maar ik voel mij eigenlijk wel goed, hoor."

donderdag 28 augustus 2008

bimbo's alom

Gisteren wilde ik weer eens door het bos wandelen om er naar dode muizen te gluren. Mijn veters hielden mij echter tegen, dus bleef ik maar op de parking ronddolen. Tegen de middag kwam Evert vertellen dat het allemaal geen zin meer had. 'Het heeft allemaal geen zin meer,' zei hij. Ik antwoordde met een zo empathisch mogelijke intonatie: 'Is het waar, klootzak?'

Vandaag, 24 uur later, denk ik aan de liefde: hoe mooi, wreed, zalig, saai, verrassend en debiel ze wel kan zijn. 'Debiel?' vraagt een mentaal gehandicapte vrouw, 'Ben jij misschien een gefrustreerde ziel die nog nooit de ware is tegengekomen?' 'Wel integendeel,' antwoord ik gevat, 'mijn patatten moeten gerooid worden.' De vrouw knikt en plukt een appel. 'Niet in bijten!!!' schreeuw ik, 'Deze appels zijn peren!' De vrouw gooit de appel weg en mompelt: 'Ik had het kunnen weten.'

woensdag 20 augustus 2008

stiefke (ballade van het krulhaar)

Stiefke, een jongen met weinig pit, loopt elke morgen langs de vaart. Hij praat tegen wilde eenden, konijnen en meerkoeten. Bij het verlaten brugje huilt hij meestal. Dan hoort elk dier zijn gesnik. Maar ze weten niet wat hij precies doet. De meerkoet denkt dat hij zijn territorium afbakent. De konijnen vermoeden dat hij een vrouwtje versiert. En de wilde eenden hopen dat hij oud brood verpulvert. Maar ze hebben het allemaal mis. Stiefke is superongelukkig.

Stiefke woont bij zijn ouders, broers, zussen, oma en opa. Hij voelt er zich niet volledig op zijn gemak. Hij wil liever helemaal alleen wonen, ergens in een bos of aan het water. Hij wil alleen de natuur als vriend. Maar zo zit het leven niet in elkaar, zeker niet voor een jongen met weinig pit. Hij leeft zijn leven en huilt bijna elke dag, stiekem bij het verlaten brugje.

Op een dag is Stiefke weer eens aan het wenen bij het verlaten brugje als hij plots een zachte stem hoort. 'Waarom huil je?' vraagt de stem. Stiefke kijkt op en ziet een prachtig meisje met bruine krulharen. Hij stopt met huilen en denkt: 'Waauw, zou haar schaamhaar ook zo mooi krullen?'

Einde.

zondag 17 augustus 2008

zwijgen doe ik niet

Soms denk ik aan de dag dat ik een meisje ontmoette in Spanje. Ze vroeg me mee naar het huis van haar vrienden. We bleven er slapen. De eerste nacht gebeurde er niets. De tweede nacht evenmin. De derde nacht had ze iets gesnoven waar ze blijkbaar opgewonden van werd. We hadden seks, maar echt veel soeps was het niet. De vierde nacht gebeurde er niets en een vijfde nacht kwam er niet. Ik moest weer verder.

Zwijgen doe ik niet, maar meestal ben ik wel redelijk stil. Ik luister en kijk. Ik geef zelden over. Ik drink en rook, maar niet overdreven. Ik ben hier en nu. Ik heb spierpijn in mijn rechterbovenarm.

Als men mij vraagt hoe ik de was ophang, antwoord ik steevast: 'Zonder capsones.'
Waarschijnlijk vindt men mij raar, of vreemd. Of anders. Of geniaal. Want geniaal ben ik wel, dat is duidelijk. Vooral als ik mezelf ben.

Gisteren kookte het water in de waterkoker. De thee die ik ermee zette zou in geen tijd opgedronken worden, ware het niet dat het vuurwerk plots begon. Iedereen spurtte naar buiten om van dit doordeweeks spektakel te genieten. Ik bleef uiteraard binnen. Ik was de einzelgänger, zou Boris Becker zeggen.

Mijn strepen verdiende ik in Afrika, het vergeten continent. Mijn Afrikaanse vrienden, Jaap en Kees, waren uitgeput van het vele vissen. Ik had nog nooit gevist, maar wilde het wel eens proberen. Helaas mocht ik niet van Jaap, de dominante oelewapper. Ik nam een peddel en sloeg ermee in Jaaps aangezicht. Kees begon te huilen van geluk. Zijn tranen vielen in zee.

Maanden later, op een mistige voormiddag in Wondelgem, kwam ik een oude bekende tegen. We babbelden even over het leven en dronken vervolgens een pint of vier in een marginaal café. De oude bekende, ik was zijn naam vergeten, vertelde dat hij twee keer in de week 5 kilometer liep. Ik knikte en dacht aan andere zaken.

donderdag 14 augustus 2008

een doktersbezoekje

Een man en een vrouw zaten naast elkaar op de bus. Ze gingen samen naar de dokter. Op een gegeven moment zei de vrouw: 'Kijk daar! Een bushalte!' De man snapte direct wat ze bedoelde en begon ook te flippen. 'Wohoow! Schitterend!' schreeuwde hij uit. De buschauffeur was niet zo gediend met dit kabaal in zijn bus. Hij stopte en maande de man en vrouw vriendelijk aan om uit te stappen. Dat kwam heel goed uit, want de dokter woonde hier toevallig. Toevallig???

tevreden huisvrouwen

Niet dat alles rimpelloos verliep, maar achteraf bekeken was het wel een mooi partijtje schaak. Arnon had een paar torens opgeofferd en hield zijn paarden angstvallig op stal. Dimitri probeerde het slim te spelen en liet geregeld stille, maar extreem stinkende scheten. De scheidsrechter had niets door.

Herman, een man zoals honderd andere, keek geboeid toe. Zijn handboeien blonken in het felle licht. Zijn bewakers vielen in slaap. Herman greep deze kans: hij bestelde een pintje en dronk ze in één teug leeg. De bewakers hadden niets in de mot. Herman grijnsde.

Fouad Aziz Abrimov, een genaturaliseerde Rus met Arabische ouders, begon hysterisch te lachen. Alle toeschouwers vroegen zich af waarom. 'Misschien heeft hij last van aambeien,' fluisterde Henk tegen Jaap. Jaap dacht er het zijne van.

Uiteindelijk won Dimitri dankzij een welgemikte kopstoot. Arnon probeerde nog zijn loper tactisch te verplaatsen, maar het mocht niet baten. De scheidsrechter floot op zijn fluitje, want dat deed hij graag. Alle aanwezigen verlieten de zaal, behalve Guido, een man met een missie. Zijn missie: stiekem in verlaten zalen blijven zitten. Hij hield zijn avonturen bij op een druk bezochte blog: Wafels Bakken Zonder Mijn Vingers Te Verbranden.

Het waren vooral onhandige huisvrouwen die zijn blog bezochten, in de hoop tips te krijgen over wafels bakken zonder daarbij je vingers te verbranden. Diep ontgoocheld lazen ze dan zijn belachelijke avonturen over verlaten zalen en hoe hij er nachten lang stiekem verbleef. Na het lezen van zijn blog waren de meeste huisvrouwen echter volledig opgemonterd. 'Die loser heeft nog een zieliger leven dan ik!' dachten ze tevreden, en ze trokken terug naar hun keuken om gezwind patatten te schillen.

maandag 11 augustus 2008

voor alle zekerheid

Ik kwam Mariette tegen bij de bakker. We babbelden even over koetjes en kalfjes. Mariette was namelijk boerin. Ik bestelde een boerenbrood, niet gesneden. Dat snijden deed ik zelf wel, gratis en voor niets. Ik sprong op m'n fiets en reed naar huis. Het was een grijze dag, maar ik was goedgemutst. Ik zwaaide naar elke voetganger. Ik naderde mijn huis. Ik kwam dichter en dichter. Plots was ik er. Ik stapte af en ging naar binnen. De tv stond nog aan. Ik zette hem uit. Ik maakte een gin-tonic en goot hem door de pompsteen. Zo kreeg die ook eens wat lekkers te drinken. Ik keek naar buiten en bleef enkele uren staan.

maandag 28 juli 2008

een prachtig viswijf

Er zat niets anders op dan rond te lopen op één been. Mijn ander been was verbrijzeld door een blok beton. Een prachtig viswijf lachte mij uit. Ik wierp haar mijn meest minachtende blik toe. Ze hield op met lachen. Ze nam een rotte schelvis en at deze op. Ik schrok me een bult.

Dat was in kort het relaas van die bewuste donderdag, 25 februari 1988, en hoe ik aan die bult op mijn rug kwam. Ik had het verhaal al vijfhonderd keer verteld, maar nog steeds veranderde ik de feiten. Mijn favoriete versie bleef wel de volgende:

Het was donker. Ik was niet bang. Ik at een pindanoot. Ik vloog door oceanen, bergen en visvijvers. Een komkommer sprak mij aan: 'Is Ben Hur werkelijk de broer van Ben X?' Ik antwoordde: 'Maar nee, jeanet, Ben Hur is al lang dood en Ben X is een film van Nic Balthazar die pas in 2007 uitkomt!' De komkommer zag er plots heel verdrietig uit. Ik troostte hem met een versje van Vader Abraham dat altijd in mijn achterzak zat. Plots kwam een Potsdammer mijn richting uit. 'Joepie,' dacht ik bij mezelf. Maar de Potsdammer brak mijn rug om zijn vriendin te imponeren. En zo kom ik dus aan die bult op mijn rug. De chirurgen van toen waren namelijk nog niet zo begaafd als vandaag de dag. Jaja, het is nogal wat.

zaterdag 26 juli 2008

in de club

Na lange tijd van afwezigheid was ik terug aanwezig.
Mijn aanwezigheid werd opgemerkt door twee mensen: Jan en Dees.
Voor hetzelfde geld waren het Pol en Guido, de losers van het dorp.
Veel modder kregen ze niet op hun bord, die twee.

Ik moest lachen van zoveel tristesse.
Mijn banaan was rot. Het was zeker een van de Lidl.
Na vijftien pintjes verliet Dees het dorpscafé.
Hij vond zijn fiets niet meer.

woensdag 2 juli 2008

eddy wally

Eddy Wally, een man met een doordringende blik, leunde tegen een lantaarnpaal. Nu moet u weten dat lantaarnpalen doorgaans stevig in de grond vastgemaakt zijn. Gespecialiseerde vakmensen zorgen hiervoor. De paal waar Eddy Wally tegen stond was zo'n stevig in de grond vastgemaakte lantaarnpaal. Eddy bekeek dit fenomeen langdurig. Hij hield wel van doodnormale dingen. Duizenden mensen passeren dagelijks ettelijke lantaarnpalen, maar staan er nooit echt bij stil. Eddy vond dit jammer. Hij besloot er een liedje over te schrijven. Het eindigde als volgt: '... melken in de wei, zoals wachten in een lange rij.'

twee polen in hongarije

Twee Polen fietsten door Hongarije. Ze waren een beetje verdwaald. Hun oriëntatiegevoel liet hen in de steek. Bovendien was het pikdonker en hadden ze geen eten bij. Al hun boterhammen hadden ze al na een paar uur opgegeten. Hun mama had er maar 6 gemaakt. Zes bleek achteraf te weinig. De Polen namen hun gsm en belden naar huis. 'Mama, je hebt te weinig boterhammen gemaakt!' zei de ene Pool verontwaardigd toen hij zijn moeder hoorde. 'Maar, jongen toch, ik heb jullie nog zo gezegd om ook een banaan mee te nemen,' antwoordde de bezorgde mama. 'Ah ja, dat is waar,' zei de Pool, 'dat zijn we vergeten.'

dinsdag 1 juli 2008

een pol

Een pol vloog door de lucht. Hij vloog recht in mijn neus. Ik moest niezen. Het speeksel vloog langs alle kanten. Mensen walgden bij het voelen van nattigheid op hun gezicht. Ik werd weggestuurd. Ik vond dat niet erg.

Ik wandelde de stad uit, doelloos maar tevreden. Ik zong een liedje, een mottig nummer dat bleef hangen in mijn hoofd. Een beekje kabbelde. Een jonge vrouw passeerde op de fiets. Het was een erg mooie fiets.

zaterdag 28 juni 2008

zwijgzaam

Ik ben regelmatig in een zwijgzame bui. Dan zeg ik meestal niets. Ik neem waar en luister naar geluiden. Ik kijk en zie beweging hier en daar. Ik voel de wind of de zon. Ik denk aan zo weinig mogelijk. Ik denk aan banale zaken. Ik denk, dus ik denk. Denken is mijn hobby. Ik denk graag. Soms denk ik aan diepzinnige toestanden. Soms denk ik niet. Ik denk meestal wel. Aan van alles. Aan wat was, is en zal. Denken kan deugd doen. Ik hou van denken, maar 't mag niet te ver gaan. Soms is denken niet goed. Dan denk ik liever niet. Maar denken hou je niet tegen. In die zin is denken perfect te vergelijken met worst. Worst hou je ook niet tegen. Niemand is er tegen opgewassen.

een citaat

Mijn grootvader zei op een dag: "Mijn vader zei altijd: 'Mensen citeren is het stomste dat men kan doen,' en ik geef hem groot gelijk!"

ik trok

Ik trok door bergen.
Ik viel in een ravijn.
Ik stierf.

Mijn begrafenis verliep vlotjes. Er waren geen noemenswaardige incidenten. Behalve misschien het voorval met tante Nonneke en nonkel Dré. Nonkel Dré was weer zo zat als een kanon. Tante Nonneke begon te bidden: 'Jezus, Maria, Jozef die in de hemelen zijt...' Nonkel Dré werd altijd woest van haar gebeden, zeker als hij zat was als een kanon. 'Houd uw muil, gij lelijke trut!' schreeuwde nonkel Dré. Waarop nonkel Prospeer en nonkel Dolf zich in de strijd mengden en nonkel Dré het zwijgen oplegden. Ondertussen was nicht Ines gevallen en had neefje Dokus in zijn broek gedaan. Het kabaal was oorverdovend, net zoals op elk familiefeest.

Gelukkig was ik dood en moest ik dit allemaal niet meer meemaken. In de hemel was het rustig: ik zat op een wolk en keek naar links. Allemaal wolken. Ik keek naar rechts: nog meer wolken. Het was hier eigenlijk nogal saai. Ik deed mijn ogen toe en viel in slaap. Ik droomde van het leven en werd even later wakker. Het regende pijpestelen. Wie had dat gedacht?

vrijdag 27 juni 2008

wonderwel

Wiskunde lag hem wonderwel niet zo goed.
Hij stond te kijken naar enkele sterren.
Hij had een buil op zijn achterhoofd.
Een buil als eieren zo groot.

minstens vijfendertig

Walter, Edouard en Frans-Paulenta zaten in een café te praten over de dingen des levens. Plots zei Walter: 'Hoe meer ik drink, hoe vaker ik moet pissen.' De andere twee keken eens naar elkaar en schoten in de lach. Ja, voor dergelijke zinsneden moest je wel bij Walter zijn.

Godfried, een man met een frietkot, bakte vettige frieten. Hij was erom bekend. Alle hoeren uit de buurt gingen bij hem frieten eten. Op een dag zei zo een hoer: 'Godfried, uw frieten zijn goddelijk.' Godfried ontving dit compliment in alle bescheidenheid.

Markske (men noemde hem zo omdat hij nogal klein was) en Jefke (dat was, helaas voor hem, zijn echte naam) keken samen naar de koers. Een coureur viel op de grond en had zich duidelijk bezeerd. Jefke stak een sigaret op. Markske was gestopt met roken.

woensdag 25 juni 2008

aan benny

Ik weet dat je stiekem verliefd op me bent.
Elke keer als ik me voorover buig, voel ik jouw steelse blik.
Mijn viriele geur windt je ongetwijfeld enorm op.
Je kan er ook niets aan doen; verliefdheid overvalt je, grijpt je bij de keel en laat je niet meer los.
Ik heb wel een beetje medelijden met je, zeker nu je me twee maanden niet zal zien.
Het zullen zware maanden worden. Ik wens je veel succes.

een winkel in avondschemerlanddorp

Voor ik het vergeet: een welgemikte kus kan opwindend zijn.
Maar een winkel in Avondschemerlanddorp heeft het moeilijk om te overleven.
Ik vind dat jammer. Echt jammer.

maandag 23 juni 2008

fluks

Ik loop.
Ik loop door velden.
Ik zeg: ooit, ooit zal ik stilstaan.
God, die brave man waar ik niet in geloof, zegt, totaal naast de kwestie: ach, van lopen word je moe.
Ik antwoord in gedachten: hou je kop, man, ik heb je niets gevraagd.
God, barmhartig als hij is, glimlacht liefdevol en fluistert: kerel, nog één keer zo een opmerking en ik zweer u dat ge zult smeken om genade.
Ik zwijg.
Ik zwijg, maar niet voor lang.
Ik zeg, eerder toegeeflijk: das leben kann schön sein!
Waarop god: Duits is nooit mijn sterkste vak geweest op school.

opstand

Ze kwamen allemaal in opstand: de heren, de dames en de zogezegde zaligen van geest. Evert dacht er het zijne van. Hij hield niet zo van opstand. Hij hield wel enorm veel van spruitjes, hetgeen hem redelijk uniek maakte.

Een heer loste een schot met zijn tweeloop. Een venster brak in duizend stukken. De burgemeester riep 'Stop deze waanzin!' maar niemand luisterde. Isabel, de dochter van de dokter, draaide een tong met Mark, de zoon van de apotheker.

Plots vloog een straaljager over. Het bombardement kon beginnen. Evert vluchtte het bos in. Hij hield wel van bossen.

zaterdag 14 juni 2008

overmorgen

Het verscheen bij nacht: de maan.
Alles werd stil: het lawaai, de trilling, het lot.
Zwijgzaam lagen mensen neer: bang, moe, alleen.
Waarom weet ik niet, maar mijn kleine teen sliep als een roos.

sindsdien

De wereld lag aan mijn voeten toen ik nieuwe sandalen had.
Saaiheid kan doorbroken worden.
Wintermoeheid blijft niet duren.
Vandalisme af en toe kan nu ook weer niet zo veel kwaad.
'Melk bij uw koffie?' vroeg de dienster. 'Een klein wokje aub,' antwoordde de chinees.

woensdag 11 juni 2008

een zwakheid

Zachtjes vertelde ik van de ijsschotsen in Antarctica. Ik was er nog nooit geweest, maar je luisterde zo aandachtig dat ik de waarheid niet durfde zeggen.

Ik was ooit een boerenkinkel: zielig en alleen, verschopt en verlaten, dik en dun. Ik liep de trappen op in de hoop hogerop te geraken. Meestal geraakte ik ook wel tot de eerste verdieping. Als er twee verdiepingen waren, liep ik tot de tweede verdieping. Soms was er een zolder: een stoffige, warme ruimte vol met dozen en oude foto's. Ik keek dan altijd eens door het zolderluik naar beneden. Ik zat veilig, hoog en droog, fier als een gieter, en ik had honger en dorst.

Ik duwde katten van bomen en raakte vogels met stenen. Ik telde treinen en at hazelnoten. Ik zwom in kanalen en ging nooit naar school. Ik was een drol van formaat. Echt zo een exemplaar dat nooit naar school ging, af en toe hazelnoten at, vaak treinen telde, in het weekend vogels met stenen raakte en katten van bomen duwde.

Gelukkig had je alleen maar oor voor mijn heldendaden in Antarctica. Mijn jeugd interesseerde je niet zo veel. Misschien vermoedde je wel hoe zielig ik toen was, maar kon je het mij vergeven omdat ik al tientallen verre reizen had gemaakt en eigenlijk wel diep vanbinnen een stoere vent was. Misschien wou je ook geloven in het mooie en ongelooflijke, net zoals ik.

Ik stopte mijn kousen. Ik stak de haard aan. Ik kookte een ei.
Jij sliep op mijn canapé. Je droomde wellicht van bromvliegen. Je been maakte rare bewegingen. Ik legde een deken op je been. Je been bleef bewegen. Ik ging op je been zitten. Dat hielp.

Na een tijdje werd je wakker. Je been deed pijn. Je zag mij zitten en vroeg waarom ik op je been zat. Ik vertelde het hele verhaal: je was in slaap gevallen, je been maakte rare bewegingen, niets hielp dus ben ik er maar op gaan zitten. Je knikte begrijpend. Ik vroeg of je misschien zin had in een gekookt eitje. Je riep 'Jaaa!!!!' en rende het huis uit. Ik zou je nooit meer terugzien. Gelukkig maar.

donderdag 5 juni 2008

een boom in de wind

Een boom stond in de wind. Ik stond er naast. Jij stond naast mij. Het waaide hard. Het was nacht. Er waren geen sterren. We hoorden niets, behalve de wind. Je nam mijn hand. Je trilde. Ik gaf je mijn jas. Mijn jas stond je wel, alhoewel het donker was en ik je dus eigenlijk niet kon zien. Maar ik beeldde me in dat mijn jas je wel stond. Ik wist dan ook met zekerheid dat het een mooie jas was, ik had hem een paar dagen eerder zelf gekocht. En ik wist dat jij wel stond met mijn jassen. Vandaar dat ik me voorstelde, ook al was het nacht en trilde je, dat mijn jas je wel stond.

Er ritselde iets in het struikgewas. Ik gokte op een egel. Jij op een haan. Een haan?? Hier midden in de velden, naast een boom, in de wind? Ik had al eerder gemerkt dat je af en toe rare dingen kon zeggen, maar die haan sloeg toch alles. Ik pakte m'n boeltje en vertrok. Je ging met me mee. Gelukkig maar.

zondag 1 juni 2008

mijn vader

Mijn vader is een goede man. Hij groeide op in Gent, in een café aan het station. Zijn moeder was verslaafd aan de drank en had een plastieken been. Zijn vader deed alles voor haar. Ze stierven beiden veel te vroeg.

Mijn vader had twee broers, een oudere en een jongere. De drie broers waren tengere snaken die er het beste van probeerden te maken. Ze gingen met de tram naar school en haalden af en toe kattenkwaad uit.

Mijn vader was, net zoals zijn vader, verstandig, maar behaalde geen universitair diploma. Hij had dat wel gewild, maar in die tijd (we spreken van eind jaren '60) hadden studenten wel andere dingen aan hun hoofd. En werk was er toch genoeg.

Mijn vader werd verliefd op mijn moeder, maar zij was al bezet: ze was getrouwd met een norse man. Mijn vader wachtte enkele jaren, en met succes: mijn moeder scheidde van de norse man en koos voor mijn vader.

Samen maakten ze vier kinderen: drie dochters en een zoon. Hun oudste dochter stierf op 4-jarige leeftijd. Mijn vader snakte naar adem. Mijn moeder huilde elke dag. Toch hielden ze zich sterk. Hun andere kinderen hebben nooit gemerkt hoeveel pijn en verdriet ze moesten verduren. Hun andere kinderen waren gelukkig en onbezorgd.

Mijn vader werkte heel zijn leven bij de belastingen. Hij schopte het tot eerst aanwezend inspecteur en directeur ad interim. Hij was een gerespecteerd collega en baas. Hij prikte redelijk eerlijk en las nooit de krant op zijn bureau. Neen, hij was geen stereotiepe ambtenaar.

Mijn vader is een speciale man. Alleen mijn moeder kan hem volledig doorgronden. Zijn kinderen hebben het doorgronden al opgegeven, maar zien hem wel heel graag. Soms zegt hij eens te expliciet zijn ongezouten (en onterechte) mening, maar meestal steunt hij zijn kinderen onvoorwaardelijk, met raad en daad, door dik en dun.

Natuurlijk is mijn vader opa. Hij is dat met verve. Mijn enige hoop is nu dat hij zijn liefde voor zijn kleinkinderen kan blijven tonen. Hij mag niet bang zijn om liefdevol te blijven. Hij moet blijven knuffelen en spelen.

Eigenlijk hoop ik dat ook van mijzelf, maar het gaat hier gelukkig niet over mij hé. Nee, het gaat over mijn vader.

een wilde sessie

Ik zag je kijken naar mijn schoenen.
Ik vroeg: 'Vind je ze niet mooi, misschien?'
Je antwoordde: 'Jawel, maar er klopt iets niet.'

En zo leerden we elkaar kennen. Een paar uur later deed ik mijn schoenen uit, en jij de jouwe. Ik deed je kleren uit, en jij de mijne. We doken in bed, heel discreet en voorzichtig. We begonnen aan elkaar te frunniken en enkele minuten later waren we nogal wild aan het rampetampen.

Volledig uitgeput lagen we in elkaars armen. Ik had wel zin in een whisky-cola, maar er was geen whisky in huis, noch cola. Jij had zin in nog een wilde sessie, maar ik kon echt niet meer. 'Ik ben ook maar een man, hé' zuchtte ik verontschuldigend, en ik kroop onder de douche.

'Ja, je bent maar een man,' zei je lichtjes gefrustreerd. Maar ik stond al onder de douche dus ik hoorde je niet. Gelukkig maar, anders had mijn ego weer een deuk gekregen. En dat is toch iets wat een man zoveel mogelijk moet vermijden, zei mijn grootvader altijd.

in gent en tokyo

Ik geloofde nooit in magie tot ik je zag verdwijnen.
Ik ben bang, want ik heb geen schrik.
Iedereen is iemand, maar niemand wil zichzelf zijn.
Ik wou dat je hier was, dicht bij mij.

zondag 25 mei 2008

wist ik maar niets

Soms denk ik: 'Wist ik maar niets.'
Daarna denk ik meestal: 'Of nee, liever toch een beetje weten dan helemaal niets.'

maandag 19 mei 2008

constant instant

Je liep voorbij aan het feit dat de winkels gesloten waren. Je had bovendien geen geld bij. Je bankkaart was gestolen en je portefeuille leeg. Je huilde met de pet op. Een passant gaf je een aalmoes. Daarmee kon je misschien een mini pak friet kopen, maar dat deed je niet. Nee, je ging naar huis en at een appel.

Je zag dat het goed was: de zon scheen, vogeltjes floten, de minister van cultuur glimlachte. Het was een ietwat timide minister, maar zijn glimlach stond je wel aan. Je hart smolt van goud.

Plots kwam Pol aangelopen. Pol was een man met een geweer. Hij zag er vastberaden uit. 'Wat ga je doen, Pol?' vroeg je. 'Ik ga duiven schieten!' antwoordde Pol vastberaden.

zondag 18 mei 2008

huil maar niet

'Wie zonder zakdoek is, werpe de eerste snottebel.'
Jezus Christus, een simpele herder, had de gave om ingewikkelde levenswijsheden in verstaanbare taal om te zetten. Alle boeren waren er hem dankbaar om. 's Avonds op café vroegen ze hem vaak nog eens zo'n wijsheid verstaanbaar te maken. 'Komaan, Chrissie,' riepen ze dan in koor, 'Zeg nog eens eentje!' IJdel als hij was zei hij dan altijd nog eentje, meestal gevolgd door: 'Ok, beste vrienden, dat was genoeg voor vanavond. Ik ga naar huis.'

en alles kwam goed

Ik dacht: hoe vaak ik ook zoek, ik blijf het vinden. Ik blijf alleen, ook al zijn we met vijftien. Ik denk en ik vergeet. Ik slaap zelden uit, dat weet iedereen.

Morgen is het maandag, de dag voor dinsdag. Dinsdag droom ik altijd van een winterdag heel lang geleden. We schaatsen in de zon. De dag, net zoals enkele wilde zwanen, vliegt voorbij.

Ik sprak me aan. Waar ga je naartoe? Ik wist het antwoord niet.

in spe

Mijn kleinzoon in spe liep de trap af en zocht een paar knikkers om in het toilet door te spoelen. Hij hield van dergelijke praktijken. Enkele minuten later deed zijn vader een grote boodschap op datzelfde toilet. Ondertussen las hij de krant.

donderdag 1 mei 2008

ik wist het wel

Af en toe passeren joggers voor mijn raam. Ik sla ze gade, lach binnensmonds, trek aan mijn sigaret en kijk verder naar tv.

Ik ben geen leeg persoon: ik hou van tapijten, tapuiten, flapuiten, flaporen en disco. Ik kan heel lang nadenken over een bepaald probleem. Ik speel graag scrabble.

Vaak denken mensen maar aan één ding: zichzelf.
Ik ben ook een mens en adem dus in en uit. Dat gebeurt vanzelf.

Helemaal naakt sta je toch maar in je blootje, zei mijn grootvader soms in zijn slaap. Hij hield van sla.

zondag 27 april 2008

een namiddag

Wilde zwanen vlogen over toen ik je bedankte voor bewezen diensten.
Je stond perplex. Je had dit blijkbaar niet zien aankomen. Je begon te huilen. Je schreeuwde om genade. Je sprong uit het raam en landde na enkele seconden op een SUV. De SUV was er erg aan toe en jij was dood.

Een dame met te veel make-up stond perplex. Haar SUV was gloednieuw en hij reed toch zo goed. Ze voelde er zich veilig in en de mensen keken jaloers als ze passeerde. De negatieve reacties van een paar alterno's nam ze er graag bij.

Maar nu was haar auto dus perte totale. Een eerder onopvallende dame was ten einde raad uit het raam gesprongen en had niet eerst gecheckt of er geen geparkeerde auto's stonden. 'Hoe dom en onvoorzienend kan een mens zijn?' vroeg de eigenares van de SUV zich af.

Ze riep een taxi en reed naar huis. Het huis was leeg. Haar man was gaan werken en voor kinderen hadden ze nog geen tijd of zin gehad. 'Ben ik wel gelukkig?' dacht de dame, en ze deed de tv aan. Het was net Sara. Dat vond ze wel een leuk programma. Soms voelde ze zich Sara, maar dan iets knapper.

Haar man kwam thuis en rook naar een onbekend parfum. 'Zou het zover zijn?' dacht de vrouw, en ze ging naar het toilet. Haar man begon een lied te zingen. Dat deed hij altijd als hij zich schuldig voelde. Door het raam zag hij een paar zwanen overvliegen. 'Schone beesten, die meeuwen' mompelde hij en hij vulde zijn glas met een dubbele whisky.

zaterdag 26 april 2008

worsten draaien

Al worsten draaiend riep de slachter zijn zoon en beval hem beter uit te kijken als hij per se nog eens een druif wou plukken.

De zoon snapte er niets van, en terecht. Zijn vader, de slachter, werd dementer met de dag. 'U wordt dement, vader.' zei de zoon heel eerlijk. 'Ik weet het, mijn zoon,' antwoordde de vader, 'ik word inderdaad dement van uw gezever over al die fucking druiven en dan maar in uw blootje kotsen in wijngaarden, ik ken dat, jongen, ik ken dat. Mij maakt ge geen blaaskes meer wijs, simpele duif dat ge zijt.'

Het viel op dat de klanten in de slagerij hun gesprekken staakten. Zelfs Mariette, de weduwe van Frans, hield haar mond, hetgeen praktisch nooit gebeurde.

Bijgevolg hadden de dorpelingen twee gespreksonderwerpen voor de komende dagen: de dementerende slachter die zijn zoon uitmaakt voor rotte vis, wat zeg ik, kloefkapper van 't grootste soort, en Mariette die enkele seconden haar mond had gehouden.
Twee boeren liepen op den buiten. De ene zei tegen de andere:
'Kent gij die lol van die twee boeren op den buiten?'
Waarop de andere antwoordde: 'Nee, zeg ne keer.'
'Wel,' zei de ene boer, 'er liepen eens twee boeren op den buiten en de ene zei tegen de andere: 'Kent gij die lol van die twee boeren op den buiten?'
Waarop de andere antwoordde: 'Nee, zeg ne keer.'

'Is dat de lol?' vroeg de andere boer.
'Maar laat mij toch uitspreken!' riposteerde de ene boer en hij vervolgde:
''Is dat de lol?' vroeg de andere boer, waarop de ene boer lichtjes geïrriteerd raakte en riep: 'Maar laat mij toch uitspreken!''

'Flauw, hoor' zei de andere boer.
Maar de ene boer was nog niet klaar. Hij zei: 'De andere boer vond het niet meer leuk. Hij zei 'Flauw, hoor' en kreeg een slag in zijn gezicht.

Daarop sloeg de ene boer de andere in het gezicht.
Dat vond de andere boer dan weer wel grappig. Hij zei, duidelijk onder de indruk: 'Fijntje!'

Zo gaat dat nu eenmaal op den buiten.

vrijdag 4 april 2008

zindelijk zoals altijd

Mijn grootvader keek naar buiten en snakte naar Benidorm. Hij hield van frieten met gebakken spek en stak regelmatig naast het zebrapad de straat over. Zo rebels was hij wel.

Vijf eenzame fietsers reden door een heel eng bos. De maan scheen fel en arrogant. Een wolf huilde om zijn moeder. Konijnen sliepen in hun hol.

Mijn grootvader had de taak het bos toegankelijk te maken voor jong en oud. Hij begon met alle bomen neer te halen. Dan bouwde hij een hypermodern complex met enkele oranje tinten. Het was fantastisch. Kindjes huppelden doelloos rond, ouders babbelden met etalagepoppen, de lokale middenstand stierf uit.

Dan werd ik geboren. Ik was nog maar heel jong. Ik was moe maar voldaan.

maandag 24 maart 2008

mijn rekenmachine is kapot

Okee, vanaf nu enkel nog waarheidsgetrouwe meldingen, zoals deze: mijn walkman ligt al jaren op zolder. Of deze: een koptelefoon kan handig zijn. Of deze: veel van mijn stylo's schrijven niet meer. Ik zou er eens in moeten schiften.

En, wat sommige mensen uitermate interessant zullen vinden: mijn rekenmachine is nog lang niet kapot! Hij rekent nog als de beste! Fantastisch!

de losers

Ze kwam en ze ging. Niemand verstond wat ze zei. Twee losers stonden met hun mond vol tanden. Een paraplu klapte open. Ze had hoge hakken aan. De barman stond op het podium en zong een liedje. Zijn begeleidingsband viel op het juiste moment in. Mensen juichten en klapten in de handen. Enkele losers riepen 'Al wie da nie springt' en werden scheef bekeken. De zon bleef schijnen. Ze keek in de spiegel en knipoogde naar zichzelf. De kuisvrouw zag dit gebeuren. Het liedje kwam ten einde. Mensen gingen naar huis. Een kraanman pinkte een traan weg met zijn ringvinger. Zijn vriend was vertederd. Het leven leek niet op te houden. Een duif bleef zitten en werd overreden door een bus. Ze lakte haar nagels. Ze hield van fakkels maar niemand wist waarom.

winter in afghanistan

Door de sneeuwbui van gisterenavond zijn al mijn kippen het bos in gevlucht. Ik hoorde ze luidruchtig kakelen en dacht nog, wat is hier aan de hand. Maar toen ik in mijn pyjama de tuin in struinde, waren ze al allemaal verdwenen.

Ik nam mijn jachtgeweer en liep het bos in. Het was stil in het bos. Een tak kraakte. Ik huiverde. De maan scheen.

Ik loste een schot en daarna een scheet. Veel kon ik daar niet aan doen. Ik dacht aan mijn zorgeloze jeugd en verliet het bos. Ik kroop terug in bed en viel in slaap.

Twee mannen kusten een geit vol op de mond. Het was duidelijk een mooie geit.

Ik werd wakker met een schreeuw: woehaa! Mijn levensgezellin was dat al gewoon, maar ik nog steeds niet. Ik poetste mijn tanden en waste enkele lichaamsdelen. Daarna kwam de melkman. Hij zei dat de postbode het niet zou halen vandaag.

Om veertien na negen zette ik de radio aan. Het nieuws was al tien minuten gedaan. Ik vond dat niet jammer, maar at wel mijn boterhammen op. Daar was ik principieel in.

zaterdag 22 maart 2008

mijn winkel

Mijn winkel draait goed. Ik verkoop vanalles, elke dag. Mensen keren tevreden terug.
Ik weet niet hoe ik het doe, maar ik ben ongelooflijk.

Daarnet kwam niemand mijn winkel binnen. Ik moest even slikken.

zondag 16 maart 2008

in leven

Het schaap leefde maar één keer. Daarom blaatte ze de hele dag.
Een hele dag blaten, dat zijn niet veel schapen gegeven.
Ooit was er een schaap dat de hele voormiddag blaatte.
Alle schapen keken naar haar op. Zelfs onder de geiten had ze fans.
Maar een hele dag blaten, nee, dat kon zelfs zij niet.
Het was dus werkelijk van ongezien allooi dat een schaap de hele dag kon blaten.

De boeren in de straat hielden een volksraadpleging.
Eigenlijk was het niet aan de boeren om dit te organiseren.
Daarom werd het resultaat na weinig discussie door de koning nietig verklaard.
De boeren kwamen in opstand. Ze namen rieken en hun meest stinkende mest en trokken naar het koninklijk paleis.
Daar aangekomen werden ze vriendelijk ontvangen op de thee. Ze kregen zelfs een koekje.
Hun woede verdween en onverrichter zake stapten ze terug naar huis.

'Had ik het niet gedacht!' riep boer Alfons, die thuis was gebleven wegens een hardnekkige lumbago, woedend. 'Ge hebt u allemaal laten doen door een beetje thee!'
'Eh, er waren ook koekjes bij...' probeerde boer Gérard nog. Maar het mocht niet baten: boer Alfons nam zijn boeltje en vertrok.

Liesbet en Matthieu hielden van elkaar en ook wel van zichzelf.
Ze zagen boer Alfons passeren. Hij zag er woedend uit.
De trein passeerde ook. Wie weet zat Bert er wel op, de ex van Liesbet.
Liesbet dacht stiekem nog wel eens aan Bert. Matthieu wist dit en wou Bert dan ook het liefst van al vermoorden. Bert wist van niets. Hij was altijd al iets trager geweest dan de gemiddelde dorpeling.

Plots was het dorp in rep en roer.
Het schaap dat de hele dag blaatte, was gestopt met blaten!
'Het is een wonder!' riep de ene.
'De wereld vergaat! 'riep een ander.
'Mijn soep is aangebrand!' riep Zulma.
'Kust allemaal mijn kloten!'
Dat laatste kwam van boer Alfons.

een bazooka

Ik hield een bazooka in mijn handen en schoot ermee op een duif. De duif spatte uiteen, hetgeen ik wel verwacht had. Wat mij echter verraste, was het gegeven dat mijn handen trilden. Dat was nog nooit eerder gebeurd, tenzij misschien die keer dat ik 25 euro had gewonnen met de Joker. Dat was gisteren.

vrijdag 7 maart 2008

opdoeken die zakdoeken

Een brug over de Schelde kan mij gestolen worden.
De Leie lijkt wel vriendelijk, maar is het zeker niet.

donderdag 6 maart 2008

de regen scheen

Jaak Pijpen maaide zijn gras alsof zijn leven ervan afhing.
Een kat miauwde zonder specifieke reden.

'Arrête!' riep een knappe Waalse.
'Pourquoi?' vroeg Jaak Pijpen.
'Voorrang van rechts,' antwoordde de knappe Waalse in perfect Nederlands.
'Mais tu viens de gauche!' protesteerde Jaak Pijpen.
'Oui,' gaf de Waalse toe.
'Wie? Toi bien sur! Tu es stupide ou quoi?'

De kat miauwde verder.
Ergens in Koerdistan ontplofte een bom.

een dialoog

'Qu'est-ce que tu veux?' vroeg een Française.
'Regarder dans tes yeux!' antwoordde Yves Leterme.

woensdag 27 februari 2008

80 rijmt op tachtig

Een kind speelde met een bal op een hoek van een straat.
De wind waaide, waardoor bladeren dansten.
Een zatlap reed te snel en met een gsm in de hand in een gele bmw.
De bal belandde op straat. De bmw reed erover. Het kind huilde. De zatlap stapte uit. Hij zei: 'Had Frank Deboosere zo een felle wind voorspeld?' Het kind snikte: 'Nee, maar Eddy De Mey wel.'

donderdag 21 februari 2008

verwijfde mannen

Een verwijfde man stapte een café binnen en bestelde een koffie.
'Eén koffie aub,' zei hij tegen de barman.
'Komt eraan,' antwoordde de barman. De barman was ook redelijk verwijfd.
'Mooi weer vandaag,' zei de barman even later.
'Wat je zegt!' antwoordde de verwijfde man.

En zo hadden twee verwijfde mannen enkele nutteloze woorden gewisseld.

druk druk druk

Het was vandaag weer een superdrukke dag: het regende, dan scheen de zon, er stond een redelijk felle wind, het fietspad was niet goed onderhouden, duiven vlogen heen en weer, de ambulance passeerde in de namiddag, de bakker was gesloten en tot overmaat van ramp vond ik mijn lievelingskousen niet.

en hij zag goed dat het redelijk was

Vorige avonden liep hij alleen maar wat te zeiken tegen afgelegen lantaarnpalen en deze avond was niet anders: hij zocht een afgelegen lantaarnpaal en begon er tegen te zeiken. Ik riep nog 'maar jongen toch, zou je dat wel doen?' maar het had geen avance; hij zeikte tot hij erbij neerviel. Een auto naderde, vertraagde, maar reed dan toch maar door. Ik vond dat verschrikkelijk en belde de flikken. Ze namen niet op, dus ging ik maar naar huis. Daar aangekomen plofte ik in de zetel en viel uitgeput van het vele denken in een diepe slaap.

maandag 4 februari 2008

twee dan maar

Onze nieuwe auto reed als gegoten. We hielden van elkaar, zo op weg naar het zuiden. We stopten voor een capuccino uit een automaat in een tankstation. Met een beetje geluk was het een nieuw automaat; die hadden lekkere capuccino's.

De zon scheen. Enkele Duitsers voelden zich overdreven goed in hun vel en gooiden zomaar hun lege blikjes op de grond. Een vogel schreeuwde het uit.

Ik kuste je verrassend op de wang. Van het een kwam het ander en we ontdekten dat de veringen van onze auto goed werkten. Liever vier goede veringen dan een kop vol puisten, zei mijn grootvader altijd.

We keken op de kaart en zagen dat het noorden ginder lag. Je wees naar een voorbijrijdende auto, maar ik sloeg net mijn ogen dicht. De zon scheen er te fel in. Het was middag en Duitsers zweetten. We aten een broodje.

De siësta deed deugd. We droomden over allerlei zaken. Daarna was het tijd om weer door te rijden. Het was al donker aan het worden, dus deden we de lichten aan. Die schenen tevreden.

dinsdag 22 januari 2008

een hollandse

'Wat denk jij van melaatsheid?' vroeg ik aan het meisje dat er tof uitzag.
'Ik hou meer van everzwijn,' antwoordde ze resoluut.
'Everzwijnen zijn prachtige dieren,' knikte ik instemmend.
'Hoe kan jij dat nu weten?' zei ze nogal aanvallend.
'Eh, de trein is toch altijd een beetje reizen hé!' Ik probeerde subtiel naar een ander onderwerp over te gaan.
'Nou, dat vind ik niet,' riposteerde ze.
Ik liet haar zitten. Die nou was er te veel aan.

een tak brak

Zonder te veel op de details in te gaan, moet toch iets gezegd worden over de boom die hier rechtover staat. Het is een populier.

gisteren

Meer dan ooit had ik nood aan muizenstrontjes.
Ik smeerde extra veel boter op mijn boterham en strooide de strontjes er zorgvuldig op. De hond blafte.

zondag 20 januari 2008

blinkende of matte taarten?

Hoe sterk is de eenzame bakker die kromgebogen over zijn vuur en steeds op tijd...
Een pistolet bakt.

een mountainbike is de wereld nog niet uit

Zonder enige zonde te begaan wierp ik toch de laatste steen. Hij viel in het water en zonk naar de bodem. Daar bleef hij enkele eeuwen liggen.

een zielige balzak

Een zielige balzak hing daar maar te hangen aan de takken van de bomen.
Het waaide nogal fel, dus de balzak slingerde heen en weer.
Een sperwer dacht yes! die ga ik opeten.
De balzak schreeuwde om hulp, maar het mocht niet baten.

waarom zijn de eieren krom?

Hoe vaker je naar oplossingen zoekt, hoe minder appels je ooit zal eten.
Ik dacht zo dat het voorbij ging gaan, maar hoe vaker ik de wereld inkijk, hoe groter de behoefte is naar wondermiddelen.
Vandaag en gisteren betekenen eigenlijk net hetzelfde.
Honden die hun kennel onderschijten; een literatuurstudie.

zaterdag 19 januari 2008

de koning

Toen gisteren de koning op bezoek kwam, vertelde ik hem van de eksters die hier dagelijks rondvliegen. Hij had het op zijn beurt over zijn groententuin die hij binnenkort ging beginnen spitten. Ik zei hem dat ik nog geen groententuin had omdat we net verhuisd waren. Hij vond dat logisch; voor een groententuin moet je veel tijd hebben. Daarna ging hij even naar het toilet.

oom dagobert

Oom dagobert schreeuwde het uit. Zijn tante had net op zijn teen getrapt. Zijn teen was nu gebroken. Zijn tante was nogal dik.

Oom dagobert hield niet van puree. Hij had liever erwtjes. Zijn tuin stond er vol van. Hij hield zo van zijn erwtjes.

Oom dagobert had één wens. Hij wou dolgraag eens kleiduifschieten. Hij had horen zeggen dat dat plezant was.

dinsdag 15 januari 2008

wassa wassa

Een platte band stond eens te kijken naar een bende kippen. De regen sprak ondertussen boekdelen. Wij bleven stil maar genoten van elkaar. Een baby huilde. Was het de onze? Ik hoopte vurig van niet.

Hoe meer regen, hoe natter de wegen. Ik vond dat wel kloppen en stuurde de zinsnede via sms naar Tomas De Soete. Even later hoorde ik op de radio: hoe meer regen hoe natter de wegen. Moest ik nu blij zijn?

Eindelijk reden we naar huis. De baby was intussen gestopt met huilen. Dat deed het wel vaker. De vraag was of er file zou zijn, want de E40 van tegenwoordig. Je zei dat je mij altijd zou liefhebben. Ik wist dat dat waar was.

zondag 13 januari 2008

een snol

Ze snakt naar een beet, haar zus zegt zo, en daar gaat ze.
Zoveel schoonheid heb ik nog nooit gezien.
Zelfs de schapenhoeders kijken minzaam op geen kilootje meer.

het tuinhuisje

Boer Jaak stond te trillen op zijn benen.
Hij had namelijk net wafels gebakken.

nieuwe treinregeling

Zonder vandalen na te apen kom je ook wel ver, dacht ik op de trein. Plots kwam de trein tot stilstand en moest ik mijn gedachten staken. Ik focuste mij volledig op het uitstappen. Diverse treinreizigers keken onverschillig voor zich uit. Een treinconducteur floot zelfverzekerd op zijn fluitje. De trein vertrok weer. Ik stak een sigaret op. Een attente dame zei dat er niet mocht gerookt worden op de perrons. Ik duwde haar op de sporen. De trein naar Knokke-Blankenberge passeerde net op spoor 7. Gelukkig lag de dame op spoor 6.

donderdag 10 januari 2008

een zilverkleurige dag

Vandaag viel alles een beetje tegen: een kat miauwde vals, winkeliers renden de straten op, vadertje staat gleed uit over een bananenschil, een fysicus dacht dat hij zijn hoed had opgegeten, enzovoort. Op de koop toe had Evert een nieuwe voornaam gekozen: Geert.

soms

het gele ruisen van het zachte mos
de warme darmen van een dood konijn
de schelle kreet van een saaie buizerd
muizen die doen alsof hun neus bloedt

stond ik daar te kijken
te wachten en te doen
riep een man zijn duiven
zijn hond en vervolgens zijn vrouw

vloog een vliegtuig over en een mus voorbij
zei je ik wil je, ik wil je nu bij mij