zondag 22 februari 2009

de magie van het afwassen

Op een dag, het was een reguliere dag, stonden zeven gehandicapte Nederlanders op een rij. Het waren zwijgzame mensen. Alfred Jodokus Kwak hield een speech van hier tot in Tokyo. Hij foeterde op alles wat bewoog, en vooral op alles wat enigszins naar glijmiddel rook. De zeven gehandicapte Hollanders fronsten hun wenkbrauwen.

vrijdag 20 februari 2009

het is menens

De dag dat ik opnieuw overdrijf zal mij niet in dank afgenomen worden. Ik wenste verschillende mensen een zachte dood toe, maar niemand lachte gemeend. Ik bereidde mij voor op slagen en verwondingen, worstenbroodjes en in het uiterste geval zelfs Frank Deboosere, maar alles leek slechts één bedoeling te hebben. Mijn overgevoelige tenen hadden koud, mijn kousen had ik aan, mijn ogen keken leeg naar buiten.

in Papegem

Ik woon in Papegem, een dorp met een paar honderd inwoners. Er zijn hier geen cafés. Wel een bakker en iets wat voor een kerk moet doorgaan. Verder zijn er huizen, straten en een speeltuin. Er zijn ook een paar velden en wat bosjes. Maar daar houdt het op.

De E40 ligt net iets te dichtbij om van een rustig dorpje op den buiten te kunnen spreken. Dat is jammer. Als de wind verkeerd zit, hoor je de autostrade. Je hoort vogels en bomen, maar ook de stroom aan auto's van een paar kilometer verder. Echt genieten is dat niet.

Vandaar mijn besluit om in de politiek te stappen. Ik wil het land hervormen. Alle autosnelwegen moeten overdekt worden, zodat de duizenden Belgen die er dichtbij wonen, geen lawaaihinder meer moeten ondervinden. Ik vind dat persoonlijk wel een goed idee, en wat Jezus ervan vindt kan mij eerlijk gezegd gestolen worden.

vrijdag 13 februari 2009

verbazing alom

Toen Frank Deboosere zijn grootmoeder een hartelijke knuffel gaf, vloog plots een duif tegen het raam. De Eiffeltoren brak in drie stukken en Evert dacht aan zijn leven.

zondag 8 februari 2009

de dageraad

De hele dag liep ik rond met Mickey Mouse in mijn hoofd. Het was een verschrikkelijke dag. Alles leek rood en daarna groen. Ik struikelde een aantal keer over mijn eigen voeten. Ik had nochtans mijn beste schoenen aan. Ik kwam niemand tegen die ik kende. De bussen stonken weer veel te veel. Morgen zal ik opstaan met een fijne gedachte: hoe walvissen niet zinken. Tja, wat wil een mens nog meer. Ik veins interesse, maar acteren is nooit mijn sterkste punt geweest.

vrijdag 6 februari 2009

doorweekt

Ik hielp mijn grootvader de trap op. Hij liet een scheet. Ik moest mijn lach inhouden. Scheten vond ik grappig. 't Was wel een stinkende scheet. Mijn grootvader sprak de wijze woorden: 'Walter Capiau is een grote meneer, mijn kleinzoon.' Ik stopte met lachen. Ik kon veel verdragen, maar dat ging toch te ver. 'Grootvader, ik kan veel verdragen, maar dat gaat toch te ver,' zei ik dan ook met vastberaden stem. Maar doof als hij was, hoorde mijn grootvader mij niet. Ondertussen waren we wel boven. Wat we hier precies gingen doen, wisten we allebei niet meer. Dus gingen we maar weer naar beneden. Mijn grootvader mompelde iets in de trant van: 'Zaki, dat is pas een lelijke zeikerd.' Ik knikte instemmend.

spaghetti bolognaise

Bijna iedereen heeft een grote mond, maar zegt niets als het erop aan komt. Ik niet. Ik zeg sowieso niets. Ik spreek alleen als God mij toefluistert: 'Liefste jongen, waar ben je toch mee bezig?' Mijn antwoord luidt elke ochtend als volgt: 'Liefste God, ik zoek naar antwoorden.' Waarop God dan altijd begint te lachen en met tranen in de ogen de volgende woorden uitproest: 'Maar loser toch, wie zoekt dezer dagen nog naar antwoorden? We leven wel in 2009 hé! Get a life, sucker!'

De dag dat God sterft zal ik spaghetti bolognaise eten.