maandag 27 december 2010

de mangopeller

Op een dag liep Joost ten Node tegen de deur van de Hema. Ik wist dat hij ging huilen, en inderdaad, hij huilde. Hij huilde tegen de sterren op. De winkelbediende voelde diep in zijn zakken en vond een oude zakdoek, die hij terstond aan Joost gaf. Joost stapte resoluut de winkelstraat in, zakdoek in de hand. Ik wist dat hij de tram niet zag, en inderdaad, enkele ogenblikken later lag hij dood onder de tram.

Jan zat op de tram. Hij was gehaast en at nougatbollen. Een bende homo's lachte hem uit. Een vrouw keek meewarig. Een kind maakte nonstop geluidjes met de tong. Een bejaarde dame liet een scheet. Een man belandde onder de tram. De tram moest stoppen. Jan vloekte.

De wijn smaakte zoet. Het was zoete wijn. Ik hield mijn adem in. Wanneer zou het allemaal eindigen? Het antwoord leek nog irrelevanter dan de vraag: nooit, jamais, nuucht, nochitnangoanditoehsicugqhmeneiiiuuuuu. Welke taal is dat? vroeg mijn dochter. De taal der gehandicapte schlemielen, mijn kind, antwoordde ik vol overgave. Ze dacht even na en liep dan heen.

woensdag 8 december 2010

doesdoes

Wijven, ik heb ze graag. Hoe ze hun nagels lakken en mijn hielen likken. Hoe ze de mosterd in de frigo steken. Hoe ze beven telkens ze met hun BMW X5 door het rood licht rijden. Het zijn wijven voor iets, dus ik geef hen wat ze verdienen: winkelkarretjes op leegstaande parkings van de Aldi.

De dag dat ik de waarheid vertel, mag men mij straffen met goddeloosheid en liters gele verf. Ik zal deemoedig het hoofd buigen, knipogend naar het trottoir. De wereld zal mij dankbaar zijn, maar ik zal niet plooien. Noem mij zielig, dik of ronduit apathisch, plooien zit niet in mijn genen.