dinsdag 18 augustus 2015

pagina 778

Vijf paar schoenen heb ik al versleten. Zestien wijven heb ik afgebeld. Ze wisten niet waar ze het hadden, huppelden met hun vetkwabben de Noordzee in. De strandwachter zong het themalied van Mega Mindy alvorens hij op zijn toeter blies. Ik wou ook eens op zijn toeter blazen, maar kon de benodigde diploma's niet voorleggen. Hoog van de toren was hij wel. Kortgeschoren hoofdhaar, tanden die blonken in de wind. Zijn speeksel smaakte naar tomate crevette.

Ik geef je mijn hele arm, maar je neemt enkel mijn vinger. Hij past precies in je poepegaatje, dat weet ik zeker. Ik fluister in je oor dat ik het zeker weet. Een zweetdruppel leidt de weg via je ruggengraat tot in je bilspleet. Ik moet denken aan die avond in Zeveneken, toen we samen de kerktoren beklommen. Na anderhalve meter vielen we op de grond, net naast het graf van August Spermalie. Gust voor de vrienden. Pas na twee weken verdwenen de blauwe plekken op onze billen.

Het zeventiende meisje dat ik afbelde nam niet op. Net als alle zestien voor haar. Mijn leven heeft dringend nood aan een telefoonboek, dacht ik bij mezelf. Ik nam me voor om de volgende dag eerst en vooral naar de Hubo te fietsen om een koevoet te kopen. Daarmee zou ik de deur van mijn kelder wel open krijgen. Ergens heel ver en heel diep, onder stapels dag- en weekbladen, lag nog een telefoonboek uit 1996. Ik wist zeker dat het er lag. Ik zou het vinden en vol spanning naar pagina 778 bladeren. Daar, op de voorlaatste regel, zou het staan. Het telefoonnummer van mijn eerste lief. Zij zou mij nooit vergeten. Dat zei ze zelf.