vrijdag 24 april 2009

love street

De meest marginale manier om een wasserette te negeren, is nog steeds niet neergeschreven. Ik heb het al vaak willen doen, maar wie houdt mij tegen? Wat als het allemaal zin heeft? En hoeveel zonden kan een mens begaan? Je adem voelt zacht aan, maar je haar kriebelt. Ik draai mijn hoofd weg, je vraagt of er iets is, ik zeg dat je haar kriebelt. We vallen verder in slaap.

de schoolmeester

Maffe Mark, de schoolmeester van het kleinste gehucht ter wereld, deed pipi tegen de Range Rover van Meneer Pastoor. Pastoor was een gehaaide zakenman en had vijfendertig fietsen en een Range Rover. Zijn grootste hobby was zwemmen in de kakbeek van de buren. Mensen verklaarden hem gek en noemden hem stiekem Gekke Pastoor.

Maffe Mark lustte geen koffie. Hij vond het walgelijk. Toch bestelde hij altijd koffie als hij in de stad was. Niet omdat hij mondain wou doen, gewoon omdat hij verslaafd was aan koffiekoekjes. Er waren wel meer van die mensen. Op een rustige avond had hij op internet een facebookpagina 'Ik haat koffie maar ben verslaafd aan koffiekoekjes' ontdekt. Hij werd er meteen lid van en uitte zijn blijdschap aan de hand van een luide scheet. Niemand in cyberspace kon hem horen, laat staan ruiken.

Gekke Pastoor keek door het raam en zag Maffe Mark plassen tegen zijn Range Rover. Hij schrok even van het formaat van Maffe Marks lid, maar kon zich snel herpakken. Hij rende naar buiten, gritste onderweg een baseballbat mee en sloeg zijn terreinwagen aan diggelen. Maffe Mark wist niet wat hem overkwam. Hij keek naar God, maar god keek niet naar hem. Wat nu gedaan?

geen wezenlijk verschil

Ik ben ook maar een mens, dat weet iedereen. Ik luister naar vrouwen als ze iets te zeggen hebben. Ik observeer en lach, vooral in mezelf. Mensen die mij de wrangheid van het bestaan leren kennen laat ik liever links liggen. Afgelopen winter zag ik een vallende ster. Ik deed de wens die ik al heel mijn leven wenste en die al altijd was uitgekomen.

Daarnet verliep het leven vlotjes. De was hing te drogen, de kinderen stonden op de vensterbank en voelden zich de koning van de wereld, de poezen lagen onder een vers geplant boompje. M'n vriendin was met een zeis het gras aan het maaien. Haar borsten schudden tevreden mee.

maandag 20 april 2009

zo blij

De wind zit goed. Oostenwind. Geen geruis van de autosnelweg. Geen boze wolven. Ik haal adem, opgelucht. Ik voel allergie opkomen. Een merel, roodborst, lijster en koolmees fluiten. Ze fluiten uitbundig, hardnekkig, overmoedig. Ze beseffen niet dat ook zij zullen sterven. Ik zet een muziekje aan en tracht in de maat van de muziek mijn neus te snuiten. Het lukt. Ik ben zo blij.

walter zoekt een reden

Ik wandelde met Evert door het Vlaamse land. Evert zong een lied. Hij zong zo vals als mijn moeder die haar kat streelt. Ik begon zachtjes mee te zingen. Na een tijdje zongen we beiden luidkeels over Guy Verhofstadt, teenkaas en mosterd bij de vis. Walter, die net zijn schoorsteen aan het vegen was, keek ons fronsend aan. Ik stopte met zingen. Zingen was voor jeanetten. Ik haatte jeanetten. En snobs.

zondag 12 april 2009

aarzelende aarzen

Minstens vijftien keer belde ik de wereld op, maar dé vraag bleef ongesteld. Om de haverklap hield iemand mijn adem in. Ik schreeuwde moord en in iets mindere mate brand om de pompiers enigszins te ontlasten. Het werd een waar festijn. Mensen die ik van haar noch pluimen kende dronken mijn koelkast leeg en bewogen hun hoofd op de maat van de muziek. Het waren snobs, dat was wel duidelijk, en als er één iets is waar ik niet tegen kan, zijn het wel snobs. En spruiten.

Als ik laat op de avond in een verlaten steegje een snob tegenkom moet ik mij inhouden hem niet op zijn neus te detsen. Of haar. Soms loop ik ze straal voorbij, soms doe ik ze voetjelap, hahaha, maar meestal dets ik hen op de neus. Bij de gevolgen sta ik nooit stil.

jean-marie

Jean-Marie Dedecker, een dikke man die het liefst van al frikandellen eet, werd achternagezeten door een loopse poedel. Hij vluchtte een bibliotheek binnen en nam de lift naar de vierde verdieping. Na enkele minuten uithijgen nam hij de lift naar beneden en wandelde lichtjes zwetend naar buiten. Ik zag dat allemaal met lede ogen aan. Jean-Marie was een loser, een oetlul van formaat. Hij sneed zijn boterhammen in driehoekjes, nam nooit de tram, zette de radio steevast op MNM, gunde straatmuzikanten geen blik waardig en kocht Bongobonnen voor zijn vrouw. Ik weet het, hij kon daar ook niet aan doen, maar toch.

maandag 6 april 2009

een mankement

Ik denk vaak aan mango's. Hoe ze kunnen rotten in de fruitmand. Hoe ze bananen minachten en peren onderdrukken. Ik kan er mijn kop over breken. Ik noem het een mankement, al weet ik zeker dat er ergere mankementen zijn.

Mijn moeder, ik schrijf er niet veel over, is een prachtige dame. Meer woorden moet een mens daar niet aan vuil maken. Al zou het natuurlijk leuk zijn voor mijn moeder mocht ik haar elke dag bewieroken. Maar dat doe ik dus niet.