zondag 31 januari 2010

de stilte voorbij

Hamvragen en kaasrollen raasden door mijn hoofd. Mijn hoofd, anders zo leeg als een leegganger, hield tegen alle verwachtingen in stand. Mijn boekhouder, een Turk zonder weerga, fluisterde dat ik mijn kapitaal moest investeren in cannabis. Mocht ik dat te gevaarlijk vinden, pittavlees was naar het schijnt ook erg rendabel. Ik was er zeker van dat hij gefrustreerd was, mijn boekhouder. Gefrustreerd over ganzenspel, de vogeltjesdans en wie weet over aambeien. Ik betaalde hem mijn schulden. Een last viel van mijn schouders, recht in zijn vuilbak. De kuisvrouw keek verschrikt op.

vrijdag 29 januari 2010

nostalgie

Waar is de tijd dat ik op een winterdag samen met mijn grootvader ging vissen en na een dag onderkoeld thuiskwam zonder vis? Waar is de tijd dat Evert mij elke ochtend op weg naar school voetjelapte en in de modder duwde? Waar is de tijd dat mijn homo-buurman mij met een veelbetekenende knipoog uitnodigde om samen potten te bakken? Waar is de tijd dat ik niet durfde voorover buigen uit angst voor een onverwachte anale aanval van diezelfde buurman? Ach, waar is de tijd? 't Waren mooie jaren vol verdriet, pijn, haat en zure melk. Ik vond het verschrikkelijk toen ik werd opgenomen in het psychiatrisch ziekenhuis van Zwevezele. Mijn veilige omgeving maakte plaats voor een bende zotten met trauma's allerhande. Ik zat daar als enige normale jongen; het was niet te harden. Ik werd uitgelachen, bespuugd en vervolgens jarenlang genegeerd. Sommige verplegers hadden gelukkig wel medelijden: ze aaiden mij en kropen 's nachts stiekem in mijn bed. Ik moest dan zwijgen, want anders vloog ik in de isoleercel. Ach, de isoleercel! Hoeveel dagen heb ik daar gespendeerd? Eenzaam, verlaten, uitgehongerd. Ja, ik had een heerlijke jeugd. Waar is de tijd toch gebleven?

vrijdag 22 januari 2010

het lammetje

Eén luttele seconde vroeg ik mij af waarom mijn broek niet afzakte. Was ik verdikt? Jazeker. Was mijn sixpack verdwenen? Al lang. Hoe het zo ver kon komen? Hang de wijsneus niet uit. Ik weet wel wie mij graag ziet en wie mij liever ziet komen dan gaan. Ik ben niet eeuwig vatbaar voor lafheid. Morgen verdwijnt de onschuld, net als alle dagen voordien. Adam die Eva een oorveeg geeft: dat had ik niet willen meemaken.

vrijdag 15 januari 2010

wiske

Patiënt 546 uit kamer 52 in gang 34 van de 15de verdieping in blok F heeft tandpijn. Mijn moeder haast zich om de feiten te vergeten. Haar buik voelt anders aan: warmer, werchter, dranouter. Ze huilt zelden, maar als ze huilt is het prijs. Mocht er een wereldkampioenschap huilen bestaan of mocht huilen een olympische discipline zijn, mijn moeder haalde zeker goud. Of zilver.

De wolken, de kippen, het strand: alle faketoestanden wil ik kwijt. Liever kwijt dan geil. Liever Toscaanse saus op mijn frietjes. Liever saus in een potje. Lieven hield opnieuw zijn adem in. Leuven blijft afstandelijk, bitter, hautain, ridicuul. Tobback: een blok aan benen.

De mokka smaakt intens, bijna zoals in de reclame van Côte d'or. Ik huil bij het afscheid nemen. Ik mis mijn zakdoek. Had ik hem maar meegenomen. Nu sta ik hier te snotteren als een klein kind. Ik bén een klein kind. Het leven lacht mij toe.