dinsdag 9 februari 2016

verleden tijd

Het was tijd om te gaan. Ik verkocht mijn laatste tapijt en fietste naar huis. Het regende dat het goot. Buschauffeurs vloekten met tuiten. Ik dacht aan alles wat ik ooit vergeten was. Ik bleef maar denken, duwend op mijn pedalen. Het fietspad lag er schunnig bij. Obsceen en achterhaald. Ik moest dringend een brief schrijven naar het gemeentebestuur om te klagen over de erbarmelijke toestand van de fietspaden in onze gemeente. Maar eerst moest ik jou kussen.

Ik vond jou bergafwaarts, in tegenovergestelde richting. Je aaide een boerenpaard, ik zweette als een rund. Ik riep je naam, maar het was je naam niet. Je keek niet op of om. Jarenlang beeldde ik me in dat ik je naam wist, dat we elkaar kenden. Dat jij ook stiekem naar mij keek op de fiets. Dat jij ook bezweet thuiskwam met maar één gedachte. Dat je in slaap viel met mij in je hart. Dat dat je voortstuwde, elke dag opnieuw.

Bomen zoefden voorbij. Regendruppels spatten uiteen op mijn helm. Mijn Vespa haalde wel vijfennegentig. Het roet vloog uit zijn uitlaatpijp. De stank was niet te harden. Het geronk oorverdovend. Dit alles torste ik met vastberaden blik. Bezweet bergen beklimmen was verleden tijd. Nooit meer zou ik fietsen. En naar die klachtenbrief kon het gemeentebestuur ook fluiten.