vrijdag 19 september 2008

twee mensen

Twee mensen liepen samen. Ze hielden elkaars hand vast. Hun hond was net aangevallen door een andere hond. Zijn kop was aan flarden gebeten, maar met een beetje geluk zou hij het overleven. Hij zou nooit meer dezelfde zijn, zou nooit meer zelfstandig kunnen eten, maar hij zou er wel nog zijn. En dat vonden de twee mensen belangrijk. Hun hond lag een week bij de dierenarts. De dierenarts leverde knap werk en verdiende een flinke stuiver aan hun hond. Hij had zelden zoiets meegemaakt. De meesten zouden hun hond een spuitje willen geven, maar deze twee mensen niet. Zij spaarden kosten noch moeite om hun hond erdoor te krijgen. En met succes. Een week later was hun hond weer thuis, dolgelukkig, al moest hij opletten dat hij niet te enthousiast blafte. Hun andere hond was ook tevreden. Zo een hele week alleen was toch niets voor haar. Nu konden ze weer samen spelen.

Ze lagen in de zetel, alle vier: de twee honden en de twee mensen. Ze keken naar tv en vielen in slaap. Midden in de nacht werden ze wakker. Er werd op de deur geklopt. Het was God. God sprak tot hen met een accent dat verbazend veel aan de man van Melle deed denken: 'Beste jongelingen. Ik ben God. Ik mag jongelingen zeggen want ik ben al heel oud. Als ik het goed heb ben ik de oudste van de hele wereld. Straf hé. Eigenlijk zou ik in het Guiness Book for World Records moeten staan, maar die klootzakken geloven mij niet. 'k Heb hen nochtans al vijfendertigduizend keer geschreven.' God pauzeerde even, keek naar het plafond en barstte in tranen uit: 'Ach, ik voel mij niet goed. Ik heb nood aan liefde, affectie, bier en anale seks. Ik wil voetballen met de straatkinderen uit Lembeke. Ik wil het Belgacomgebouw beklimmen en ervan springen, net zoals alle normale mensen. Ik wil God niet meer zijn!'

De honden begonnen lichtjes te grommen, de ene al iets overtuigender dan de andere. Eén van hun baasjes gaf God een schouderklopje en zei: 'Maar God toch, het leven kan niet altijd rooskleurig zijn. Het is normaal dat ge eens een dipje hebt. Mijn vrouw heeft dat elke dag! Trouwens, het gras is altijd groener aan de overkant. En 't is maar door te vallen dat je leert opstaan. Na regen komt zonneschijn. Liever twee kippen op een stok dan een vrouw met wrok in uw broek. Harde noedels in kokend water worden zacht een beetje later. Walter Capiau is ook maar een klein ventje dat elke zondag zijn gras afrijdt.'

God geeuwde verveeld en zocht naar excuses om te kunnen vluchten: 'Eh, allemaal heel interessant, maar ik herinner mij plots dat ik dringend bij Monica Lewinsky op bezoek moet gaan. En mijn was moet opgehangen worden!' Hij spurtte weg en struikelde over een palet tegels. Hij overleefde zijn val niet.