maandag 30 maart 2009

witte wijn

Ik heb geen vrienden meer. Ze zijn dood, begraven of bij de bakker. Ze zien mij niet meer staan. Vroeger, toen ik jonger was, had ik zeker tien vrienden. Ze hielden van mij en gaven me elke dag cadeautjes. Ik had zelfs een beste vriend. Die heette Plons. Plons en ik gingen elke dag op stap. We ontdekten de wereld, het leven, ons onderbroek, mosterd bij de rode kool, altijd is kortjakje ziek, fucking klootzakken en mama, mag ik nog een kilo spekken? Vreedzaam als ik was gooide ik stiekem bakstenen naar oude vrouwtjes. Ze vielen neer en ik lachte in mijn vuistje. Plons keurde mijn gedrag af. Hij duwde mij in de waterput en verdween voor altijd. Ik zocht een nieuwe beste vriend. Het werd Laffe Hond, een wees die vanwege zijn onuitspreekbare voor- en achternaam Laffe Hond genoemd werd. Ik vond Laffe Hond wel tof. Hij sprong van dakgoten en brak zijn nek. Ik lachte luidkeels. Mijn grootmoeder zei dat het bedtijd was. Een baksteen was mijn antwoord. Ja, ik had veel vrienden vroeger. Iedereen keek naar mij op.