vrijdag 26 maart 2010

de man die zijn teennagels knipte

Jozef In Het Kwadraat, een man wiens voorouders vermoedelijk wiskundigen waren, liep ogenschijnlijk tevreden onder een brug. De brug was van staal. Duiven vonden er asiel. Graffitispuiters spoten er graffiti. Condooms werden er gedumpt na nachtelijke avonturen. Jozef keek naar de ingenieuze boogconstructie. Hij dacht aan vroeger, de tijd dat zijn moeder nog leefde.

Het was een zwoele zomerdag. Zo'n dag waar je het hele jaar naar uitkijkt, maar waarop je je - als het eenmaal zover is - vooral ergert aan het stromende zweet en de klotevliegen die erop afkomen. Jozef speelde in de zandbak. Zijn moeder zat op een bankje en breide een sjaal. Jozef keek haar vol liefde aan en dacht: what the fuck breit dat mens een sjaal midden in de zomer? Daarna stortte zijn wereld in; zijn moeder weigerde hem een ijsje.

's Avonds aten ze bloedworst. Het was een prachtige avond om bloedworst te eten, had zijn moeder nog gezegd. Jozef haatte bloedworst. Bloed tot daartoe, maar worst, dat ging hem toch net te ver. Zijn vader, Gustaaf In Het Kwadraat, mompelde iets in de trant van grmbl mmbl vrnkl. Jozef en zijn moeder fronsten hun wenkbrauwen. Daarna luisterden ze samen naar de radio. De radio speelde muziek. De nacht deed wat van haar verwacht werd: ze viel.