maandag 4 januari 2016

brand

Ik ben de hond in je kegelspel. Zie mij kwispelen en kwijlen. Zie mij dweilen met je kranen open. Ik wil je voelen, je water breken. Ik wil je in mijn container gooien en smokkelen naar Engeland. Daar zullen we een krantenwinkel openen en elke dag The Sun lezen. Op zondag zullen we eieren breken en spijkers met koppen slaan.

We hebben wapens nodig. En snoep, veel snoep. Om in het rond te gooien en door kinderhandjes opgeraapt te worden. We zullen geliefd zijn en aanbeden. Als voetbalhelden zullen we door de stad marcheren. Burgers zullen juichen en onze naam scanderen. Ze zullen zich laven aan onze lach en ons dragen op hun handen.

Het was een mooie dag voor een zaterdag, maar helaas was het dinsdag. Alle winkels waren gesloten, er was geen kat op straat. Geen rimpeltje op het water. We keken naar de rimpels op ons gezicht. We waren oud en versleten, moe en geruïneerd. Met ons laatste geld kochten we een ticket voor het reuzenrad. Eenmaal boven zagen we het vuur. Het naderde met rasse schreden. Ze stond effectief in brand, deze wereld. We zagen het met ons eigen ogen.