vrijdag 4 april 2014

schoendoos

Ik stond op de dansvloer, nog niet zat genoeg om zonder schaamte mijn heupen te bewegen. Ik voelde dat iedereen mij aankeek: de vrouwen, de mannen, Jani Kazaltzis. Deze laatste stapte op mij toe en zei dat ik dringend wat meer zelfvertrouwen moest kweken. Ik zei dat het wel snor zat met mijn zelfvertrouwen, behalve dan op een dansvloer met te weinig alcohol in mijn bloed. Hij draaide zijn ogen tot ver boven de ironiegrens en wees al lachend naar mijn kleren. Ik gaf hem een dreun op zijn neus en verliet onder luid gejuich de parochiezaal van Scheldewindeke.

De volgende dag wist ik geen blijf met mezelf. Zou ik naar de slager gaan? Naar de grasmachinewinkel? Of zou ik de hele dag op zolder foto's bekijken van ex-lieven in erotische houdingen? Ja, dat kon nog eens leuk worden. Ik opende het zolderluik, ik knipte het licht aan, ik nam de vijfendertig schoendozen met foto's. Beneden werd er aan de deur geklopt. Ik kroop weer door het zolderluik, stapte de trap af, opende de voordeur. Een vrouw vroeg of ik drie balpennen wou kopen ten voordele van het kinderkankerfonds in Bulgarije. Het kostte maar 15 euro. Ik vroeg of ze kon bewijzen dat het geld effectief naar het kinderkankerfonds van Bulgarije zou gaan. Dat kon ze niet. Ik lachte minzaam, zoals steeds.

Terug binnen had ik plots zin om de was op te hangen. Helaas was er geen was om op te hangen. Ik ging naar de buren en vroeg of zij geen was hadden die opgehangen moest worden. Ja, dat hadden ze. Ze hadden zelfs aardbeien die dringend opgegeten moesten worden. Dat ging mij toch een stap te ver. Minzaam lachend keerde ik huiswaarts. Mijn vrouw en kinderen waren ondertussen daar. Ik omhelsde hen innig. Naast mijn vijfendertig schoendozen waren zij tenslotte mijn enige reden van bestaan.