maandag 5 december 2011

vlissingen

Ik dacht even dat ik kon vliegen, maar het was Jaak Pijpen die mij optilde en op een vensterbank van het VVV-kantoor in IJzendijke plaatste. Ik trok ostentatief mijn wenkbrauwen op, maar hij negeerde alles en iedereen. Zelfs toen een taxichauffeur 'Hup Holland Hup' riep, bleef hij nietszeggend naar de hemel staren.

Twee dagen later kwam ik aan in Vlissingen. De meeuwen krijsten als nooit tevoren. Een verdwaalde hond kwam aangesjokt en snuffelde aan mijn ballen. Honden hebben altijd die neiging. Al van toen ik klein was zaten honden in mijn ballen te wroeten. Van heinde en verre kwamen ze aangelopen, soms in colonne. De ergste keer was op vakantie in Griekenland, eind jaren tachtig: ik werd bedolven onder de honden. Mijn ouders moesten op elke wandeling kilo's droge worst meenemen om die kutbeesten af te leiden.

Nu was het dus een Vlissingse straathond. Ik gaf het beest een stamp en wandelde naar de dichtstbijzijnde winkelstraat. Alles was gesloten. Enkel een patatkraam serveerde walgelijke vetbollen aan een dikke neger. Ik vroeg de weg naar café de Reisduif, maar noch het patatkraam noch de dikke neger kon mij helpen. Ik ging zitten en bestelde een Heineken. Het kon hier wel dolle pret worden.