woensdag 1 juni 2011

de bakkerin van oordegem

Ik heb een zoon. De meest schattige zoon ter wereld. Iedereen mag het weten, zelfs mijn dochter. Zij gaat daar trouwens mee akkoord. Zo fantastisch is ze. Ze komen goed overeen, die twee. Spelen tegen de sterren op, maken bijna nooit ruzie, zijn constant samen. Als slechts één van de twee meegaat naar de bakker in plaats van allebei, neemt hij of zij steevast een snoepje voor de ander mee.

De enige die geen snoep krijgt bij de bakker omdat hij al volwassen is, ben ik. Al prop ik soms wel stiekem eentje in mijn mond als de bakkerin het brood snijdt. Dan is het kwestie van vlug door te slikken zodat ik tijdig alstublieft en dankuwel kan zeggen alsof er niets gebeurd is. Genieten doe ik dus nooit van die spekken.

Ik maak dat fundamentele onrecht (als volwassene geen snoepje krijgen bij de bakker) wel ruimschoots goed als de kinderen slapen. Dan eet ik snoepen tot ik erbij neerval. Mijn toekomstige vrouw laat mij begaan, maar heeft toch een zekere teleurstelling in haar blik. Ik lach dan schaapachtig en masseer vlug haar nek. En zo gaan we liefdevol naar bed.