De bergen die ik in mijn leven al beklommen heb, zijn op één hand te tellen. Het zijn er minstens achtendertig. Bergen in Schotland, Noorwegen, Canada, de Far Oer-eilanden, Guinée, Roemenië, Frankrijk, Spanje, Kroatië, en dat zal het zowat zijn. Meer bergen heb ik niet beklommen.
Gisteren, het waaide weer eens vanuit het zuidoosten, passeerde een wandelaar met zijn hond voor ons huis. Het is eigenlijk niet zijn hond, het is de hond van zijn dochter. Maar hij gaat er elke dag mee wandelen. Minstens twee keer. Ik vermoed zelfs gemiddeld drie keer.
Ik koop soms sigaretten in het winkeltje op de hoek, soms in de Smatch, soms in de krantenwinkel aan het water, en soms in een willekeurige krantenwinkel. Echt veel rook ik nochtans niet, gemiddeld misschien vijf sigaretten per dag. Maximaal.
De laatste keer dat men mij vroeg om mijn hielen te likken, zakte het niveau onder nul. Ik zweeg als vermoord, maar kookte van woede. Ik haatte al die achterlijke betweters, die marginale snoodaards, die Jannen met de pet. Bijna begon ik te huilen, maar huilen deed ik zelden. Ik was sterk en dodelijk eenzaam.
Malawi, het land met de meeste dode vissen ter wereld, staat eens te meer op de kaart der afwezigheid. Geen enkele zelfgenoegzame wereldleider denkt na over het lot van de simpele man in de straat. De vraag die niemand zich stelt is van ondergeschikt belang. Wiskunde, fysica, chemie, stront aan de knikker, wortelgedrag, niemand kijkt vooruit. Niemand blikt terug.
Melkende boerinnen eten zelden zoethout. Ik kan hen geen ongelijk geven. Ik ben vanmorgen opgestaan en ik vond dat de wereld beter kon. Ik schreeuwde het van de daken. Ik belde mijn overgrootvader. Hij nam niet op, de klootzak.
Malafide worstendraaiers, ze bestaan. Hoe vaak ik de politie ook in de ogen piste, ze bleven mij geloven en liefdevol behandelen. Mag het zomaar zijn? Mag ik wensen dat Elodie nooit meer opstaat? Mag ik toegeven dat ook ik het antwoord soms niet weet? Mag ik in godsnaam mezelf zijn?