Mijn moeder was enig kind. Ze groeide op in het Antwerpse. Haar vader was een Hollandse jood, haar moeder sprak Frans, ook al was ze Vlaams. Mijn moeder werd Franstalig opgevoed. Maar op een gegeven moment moest ze naar een Nederlandstalige school. Het was er donker, koud en aftands. De leraren waren dom, zielig en bekrompen. Mijn moeder vond het er fantastisch.
Jaren later baarde mijn moeder vier kinderen, gelukkig voor haar niet tegelijkertijd. Een van die vier was ik. De jongste. Ik ging naar school in Gent. Ik haalde altijd goede punten. Ja, ik was een slimme jongen. Ik weet nog goed dat meester Dobbelaere mij heel graag had. Puur op platonisch vlak dan.
Jaren later baarde mijn vriendin twee kinderen. De jongste is nu bijna twee. Hij huilt verschrikkelijk als we hem in de crèche afzetten. Zijn zus is bijna vier en kan net fietsen zonder steunwielekes. Ik ben nog fierder dan zij.