Zwijg mij van roltrappen; ik haat ze. Hoe ze rollen en lawaai maken. Hoe ze kleine kindjes pijnigen en angst aanjagen. Hoe ze rollen. Had ik al gezegd dat ze rollen? Ik haat hun gerol. Ze rollen verkeerd, wansmakelijk, belachelijk, triestig en op het decadente af!
Mijn grootmoeder draait zich om in haar veel te kleine graf. Ze was extreem dik. De grafdelvers waren blijkbaar slecht geïnformeerd en hadden een doorsnee put gegraven. Ze hebben mijn grootmoeder er zijlings in gegooid, en dan nog moesten ze met twee op haar staan springen om haar er volledig in te krijgen. Zelfs de pastoor stond op het punt om mee te helpen, maar dat was net niet nodig. Alleszins, door al die kloteroltrappen draait mijn grootmoeder zich - spreekwoordelijk uiteraard - om in haar graf.
Maar waarom sta ik hier pannenkoeken te bakken? Hoeveel scherven heb ik al veroorzaakt? Dertien? Het kan mij geen barst schelen. Ik fluit naar opwindende dames wanneer ik wil. Niemand zal mij tegenhouden. Ik werk op de zenuwen, in het zwart, de klok rond. Ik weiger mensen de les te spellen, ook al was spelling mijn favoriete vak op school. Het zweet des aanschijns druipt van mijn oksels. Heerlijk? Ik vind van niet.