Mankend zocht ik naar lucifers. Ik vond er geen. Ik vroeg vuur aan een bende jonge Turken. Ze hadden geen vuur. Ik mankte een winkel binnen en kocht een aansteker, twee appels en een strip van Jommeke. De winkelier wenste me een fijne dag. Ik antwoordde dat hij zijn fijne dag in zijn vuile reet kon steken. Dat gezegd hebbende voelde ik mij al een heel stuk beter.
Eenmaal terug in mijn stamcafé herinnerde ik mij een verhaal dat mijn grootvader altijd vertelde voor het ontbijt. Het was een schokkend verhaal, keihard, recht in de roos en redelijk sprookjesachtig. Het ging over konijnen, mieren, neuken, vrouwelijke geslachtsorganen en ongemaaid gras. Er vloeide sap, vocht, kaarsvet en motorolie. Er werd gebruld, gegeeuwd, gebeukt en overgegeven. De ogen van mijn grootvader fonkelden telkens opnieuw.
Mijn pint kwam net op tijd. Ik keek in het rond: mannen, vrouwen, tafels, stoelen, sigaretten, de bar, de barman, het toilet, een raam, sanseveria's. Buiten reed een bus over een vluchtheuvel. Of was het een verhoogde inrichting? Dat moest ik beslist eens aan Flor Coninkx vragen. Of was het Koninckx? Dat moest ik hem ook zeker vragen.