Het was vrijdagochtend en iedereen - zelfs de pastoor - dacht dat het een mooie dag zou worden. Het werd effectief een mooie dag. Wimpers bij de vleet, moet iemand gedacht hebben, en effectief: zoveel wimpers had ik nog nooit gezien.
De zon scheen in Gods ogen. Hij waste zijn handen, poetste zijn tanden en verklaarde voor de verzamelde pers dat zijn geniale gedachten de laatste tijd fel verminderd waren. Ik zag de krantenkoppen al voor mij: 'Worstendraaier draait door!' (Het Laatste Nieuws), 'Winkelhaak heel nabij' (De Tijd) en 'Mosterd deed dromen' (Het Belang van Limburg).
Duizenden camionetten reden mij voorbij. Duizenden apathische blikken. Stront, kieviten, aan lager wal geraakte machthebbers: ik beleefde het allemaal.