Magistraal kon je het niet noemen, maar woorden als voddig, vurt en verdomd achterlijk pasten er ook niet bij. Mijn eerste liefde heette Isabel. Ze stak de straat over op het zebrapad. Ik keek haar aan en barstte in tranen uit. Mijn grootmoeder, een gebocheld stuk venijn, gaf mij haar zakdoek. Haar zakdoek rook naar eau de cologne. Ik snoot mijn neus en droogde mijn tranen. Het vuurwerk begon. Ik keek met grote ogen naar dit spektakel en barstte in tranen uit.
Een wolk had de vorm van Jezus aan zijn kruis. Het duurde maar enkele seconden, maar Walter had het gezien. Hij zei: 'Evert, mijn dag is goed.' Evert had staan kijken naar een meisje met bruine ogen en een diepe decolleté, en had dus geen flauw benul waar Walter het over had. Dit kwam echter wel vaker voor, dus beide vrienden wandelden tevreden verder.