Jaap Stam liep met zijn lompe lijf tegen een vijgelaar. Vijfentwintig vijgen vielen op de grond. Jaap Stam hield zijn adem in en telde tot tien. Dat deed hij altijd als hij ergens met zijn lompe lijf tegenaan liep. Achttien mensen passeerden terwijl hij zijn adem inhield. Hij hield van tellen, dat was duidelijk. Een oude man die vanop een bankje al de hele tijd naar Jaap Stam had staan kijken, stak een sigaar op maar inhaleerde niet. Nee, hij inhaleerde niet.