dinsdag 27 januari 2009
Albert
Ik had een mooie jeugd. Mijn moeder hield van mij en ik hield van alle meisjes. Mijn ogen zochten bevestiging, maar vingen meestal bot. Ik had een boomkamp en een bmx. Ik had een beste vriend. Ik genoot van elke vakantie. Op school kon ik heel goed mee. Vieruren deed ik graag. Ik at alle koeken op. Ik zweeg als vermoord toen de koekjeskast leeggeplunderd leek. Ik aaide Albert, de kattin. Ze zat elke avond op mijn schoot. Een andere schoot moest ze niet hebben. Ze had mij het liefst. Mijn zussen waren niet jaloers. Het waren geen kattenliefhebbers. Albert spinde oorverdovend, zo blij was ze. Ik keek naar buiten en zag de sterren.