Minstens vijftien keer belde ik de wereld op, maar dé vraag bleef ongesteld. Om de haverklap hield iemand mijn adem in. Ik schreeuwde moord en in iets mindere mate brand om de pompiers enigszins te ontlasten. Het werd een waar festijn. Mensen die ik van haar noch pluimen kende dronken mijn koelkast leeg en bewogen hun hoofd op de maat van de muziek. Het waren snobs, dat was wel duidelijk, en als er één iets is waar ik niet tegen kan, zijn het wel snobs. En spruiten.
Als ik laat op de avond in een verlaten steegje een snob tegenkom moet ik mij inhouden hem niet op zijn neus te detsen. Of haar. Soms loop ik ze straal voorbij, soms doe ik ze voetjelap, hahaha, maar meestal dets ik hen op de neus. Bij de gevolgen sta ik nooit stil.