Bijna iedereen heeft een grote mond, maar zegt niets als het erop aan komt. Ik niet. Ik zeg sowieso niets. Ik spreek alleen als God mij toefluistert: 'Liefste jongen, waar ben je toch mee bezig?' Mijn antwoord luidt elke ochtend als volgt: 'Liefste God, ik zoek naar antwoorden.' Waarop God dan altijd begint te lachen en met tranen in de ogen de volgende woorden uitproest: 'Maar loser toch, wie zoekt dezer dagen nog naar antwoorden? We leven wel in 2009 hé! Get a life, sucker!'
De dag dat God sterft zal ik spaghetti bolognaise eten.