Evergem, een dorp zonder ziel, heeft talloze inwoners. Jan Endan is er een van. Hij staat elke ochtend op met een bescheiden ochtenderectie. Zijn hond blaft de buren wakker. Jan drinkt een kop Senseo-koffie en poetst zijn tanden. Hij denkt aan al zijn exen. Het zijn er drie. Waar zouden ze nu wonen? In een villa of in een rijhuis? Zouden ze rode schoenen hebben of gele? Met of zonder hakken? Zouden ze naar Thuis kijken of naar Phara? Zouden ze een Citroën hebben? Of een fiets?
Zijn gedachten dwaalden af. Hij had moeite met rekenen, maar ook fysica en koken was niet aan hem besteed. Hij bakte elke dag een ei. Vervolgens at hij dat op. Hij keek naar buiten en zag een Evergemse mens passeren. Was het Rudy? Neen, het was Rudy niet.