Ik reed van Ertvelde naar Costa Rica, maar aan het eerste rondpunt raakte ik de weg kwijt. Ik stapte uit en vroeg aan een plaatselijke landbouwer of hij de minst filegevoelige route naar de Atlantische Oceaan kende. De boer tuurde naar een windmolen in de verte. Een mengeling van tabak en speeksel sijpelde uit zijn mond toen hij sprak. Zelf was hij nog nooit buiten Ertvelde geweest - behalve die ene keer toen een suikerbiet uit zijn tractor viel en op het grondgebied van Assenede rolde - maar zijn duiven vlogen wekelijks door heel Europa. Zij konden mij met alle gemak de juiste weg wijzen.
Ik haalde net mijn portefeuille boven om zijn beste duif te kopen, toen een van zijn dochters thuiskwam. Ze had blauwe ogen, lang blond haar en grote borsten. Haar glimlach was fenomenaal, haar benen eindeloos. Haar kont zag er tegelijkertijd strak en mals uit. Ze keek mij aan en vroeg of ze mij ergens mee van dienst kon zijn. Euh ja, stamelde ik, ik ben de weg kwijt. En hoe graag wil ik je borsten vastnemen en er eens goed mee schudden, dacht ik erbij.
Niet veel later reden we samen op de Autoroute du Soleil, onze haren wapperden in de wind. We stopten aan een tankstation en aten een croissant. We lachten met een dikke Duitser, een luidruchtige Hollander en een achterlijke Vlaams-nationalist. Spanje was een droom. Lege snelwegen, verlaten dorpen. Voor we het wisten stonden we op een berg in Portugal te kussen alsof ons leven ervan afhing. We konden de oceaan al ruiken. Je adem kriebelde in mijn hals. De horizon trilde, of was het mijn lijf? Je gaf me jouw trui. Ik zag je tepels door je t-shirt. Licht stofje, zeker in de H&M gekocht. In volmaakt Ertvelds vroeg je of ik een kind van je wilde. Nee bitch waren wel de laatste woorden die op mijn tong lagen.