Ik hou van prutsers: net als ikzelf zoeken ze hun leven lang naar pissebedden. Onder stenen of in verrot hout, who cares. 's Nachts of in kille regenbuien, met een Maglite of een oplichtend gsm-schermpje, whatever. In vol ornaat of bevend van verdriet; de beesten blijven domweg vluchten naar het donkerste hoekje van mijn onderbewustzijn.
Mijn kinderen zijn jong en onwetend. Alhoewel, je mag hen ook niet onderschatten. Ze weten maar al te goed wat ze wanneer en op welke manier moeten zeggen. Alles wel beschouwd zijn het geniale wonderen der natuur. Het zou mij niet verbazen mochten ze later dokter worden of een blog bijhielden vol irrelevante tekstjes.
Ja, u leest het goed: wijn smaakt altijd beter na slaande ruzie met een bende Hollanders. Ik sla, zij incasseren. Zij slaan, ik doe een Forrest-Gumpje. Rennen alsof mijn Nikes ervan afhangen. Hijgen, omkijken, rochelen in het gezicht van een oud vrouwtje, struikelen over het reservewiel van een rolstoel. Eenmaal thuis plof ik in de zetel en zoek de eerste de beste pissebed die mijn gedachten doorkruist.