Mak als een vers geslacht lammetje liep ik door het dorp van mijn dromen. Ik zocht niets, ik volgde niemand. Ik hoorde het klapwieken van een omhooggevallen duif. De rode bieten in een piepkleine moestuin stonden er weelderig bij.
Ik stopte bij een bushokje en vroeg er de weg naar een onbeduidende plek. Een vrouw met een halflang kleedje luisterde naar haar IPod. Ik hoorde vaag een gitaarsolo van Jack White. Het kon ook Tom Dice zijn. Haar adem rook naar wortelpuree. Ik knipoogde bijna volmaakt en stapte toen verder.
De dag liep ten einde toen mijn schoenveter open ging. Ik bukte me en deed mijn schoenen uit. Op kousevoeten hield ik het laatste sprankeltje zonlicht nauwlettend in het oog, tot het verdween achter een marginale wasserette.