Vroeger, toen Jezus nog zijn hol verbrandde aan vrolijk knetterende kampvuurtjes, hield ik niet zo van mango's in tomatensaus. Ik moest kokhalzen bij het zien van Jezus' ongekuiste tenen. Het einde was nog niet nabij, maar alle lemmings smeekten mij om hen te leiden. Ik weigerde categoriek. Ik hield te veel van het leven, van ananas in caramelsaus, van Judas' ongeschoren oksels. Was ik abnormaal? Mijn hond vond van niet. Ik gaf mijn hond geregeld trappen onder zijn kont. Hij bluste het kampvuur met zijn kwijl en zever. Jezus haalde opgelucht adem.