Ik ging naar een gemaskerd bal in Zevergem, De Pinte. Aan zijn angstzweet herkende ik Yves Leterme. Verder waren ook koningin Paola, Tia Hellebaut en Geert Lambert goed herkenbaar. De Croo viel pas op toen hij begon te spreken. Herman Brusselmans deelde zijn meest recente boek, 'Een dag in Gent', gratis uit. Jacques Rogge was zoals steeds erg onopvallend. Niemand herkende hem.
Ik nam de microfoon en begon aan mijn speech: 'Hooggeachte aanwezigen, ik moet dringend naar het toilet.' Enkel Kamagurka kon hier engiszins mee lachen. Het deed hem denken aan een cartoon die hij in de jaren zeventig had getekend. Ik knipoogde naar hem, maar hij ontweek mijn blik. De omhooggevallen drol.
Wiskunde was nooit mijn sterkste vak. Ik haatte sinus, cosinus, matrices, integralen, lateralen, marginalen en poutrellen. Ik liep rond op dat gemaskerd bal en moest denken aan mijn lerares wiskunde van jaren geleden. Ze heette Stook. Het was een klein vrouwtje, maar ze wist van wanten. Haar grootmoeder was al lang dood. Ze had een mentaal gehandicapte zoon als ik mij niet vergis. Ze kon heel goed uit het hoofd rekenen. Verder trok ik mij niet te veel van haar aan.
Dieumerci Vanacker, een boer met een exotische voornaam, sprak mij aan. Ik herkende hem aan zijn stinkende bek. Hij at elke dag pitta met looksaus. Hij vertelde een lol over schijnzelfstandigen, waarbij zijn speeksel in mijn gezicht terechtkwam. Gelukkig had ik een masker aan. Ik lachte luidkeels, zoals het hoort, en trok aan de alarmbel. Iemand riep 'Brand!!', paniek alom, hysterische vrouwen vielen over hoge hakken, dikke mannen zochten vlug nog iets om te sneukelen vooraleer ze zich naar uitgang begaven, maskers vlogen door de lucht. 'Aha, nu herken ik u,' zei koningin Paola triomfantelijk tegen een man die al de hele avond met haar stond te babbelen, maar nu zijn biezen pakte, 'Gij zijt Frank Bomans, nietwaar?'