Er zat niets anders op dan rond te lopen op één been. Mijn ander been was verbrijzeld door een blok beton. Een prachtig viswijf lachte mij uit. Ik wierp haar mijn meest minachtende blik toe. Ze hield op met lachen. Ze nam een rotte schelvis en at deze op. Ik schrok me een bult.
Dat was in kort het relaas van die bewuste donderdag, 25 februari 1988, en hoe ik aan die bult op mijn rug kwam. Ik had het verhaal al vijfhonderd keer verteld, maar nog steeds veranderde ik de feiten. Mijn favoriete versie bleef wel de volgende:
Het was donker. Ik was niet bang. Ik at een pindanoot. Ik vloog door oceanen, bergen en visvijvers. Een komkommer sprak mij aan: 'Is Ben Hur werkelijk de broer van Ben X?' Ik antwoordde: 'Maar nee, jeanet, Ben Hur is al lang dood en Ben X is een film van Nic Balthazar die pas in 2007 uitkomt!' De komkommer zag er plots heel verdrietig uit. Ik troostte hem met een versje van Vader Abraham dat altijd in mijn achterzak zat. Plots kwam een Potsdammer mijn richting uit. 'Joepie,' dacht ik bij mezelf. Maar de Potsdammer brak mijn rug om zijn vriendin te imponeren. En zo kom ik dus aan die bult op mijn rug. De chirurgen van toen waren namelijk nog niet zo begaafd als vandaag de dag. Jaja, het is nogal wat.