Ik wandelde, op zoek naar reebok. De bossen verlangden naar de herfst. Mijn moeder belde op mijn gsm. Of ik straks een bruin brood gesneden kon meenemen. Van bij de bakker op de hoek? Nee, van bij de bakker op het plein.
Het plein zag zwart van de auto's. Eén autootje was knalgeel. Een vrouw stapte uit. Ze keek mij aan, ik bloosde. Haar lach was vergevingsgezind. Ik vroeg of ze ook een brood wou. Nee, zei ze, ik ben op zoek naar reebok.
We staarden naar de horizon. De skyline van Zelzate lag er prachtig bij. De fabrieken rustten nooit. Net als wij. Wij stopten pas als alle rozijnen opgegeten waren. Dat ging sneller dan verwacht. Tegen valavond waren we al weer thuis. De afwas blonk onze kant op. Jouw beurt pot verlost, riep ik razendsnel.