Onze nieuwe auto reed als gegoten. We hielden van elkaar, zo op weg naar het zuiden. We stopten voor een capuccino uit een automaat in een tankstation. Met een beetje geluk was het een nieuw automaat; die hadden lekkere capuccino's.
De zon scheen. Enkele Duitsers voelden zich overdreven goed in hun vel en gooiden zomaar hun lege blikjes op de grond. Een vogel schreeuwde het uit.
Ik kuste je verrassend op de wang. Van het een kwam het ander en we ontdekten dat de veringen van onze auto goed werkten. Liever vier goede veringen dan een kop vol puisten, zei mijn grootvader altijd.
We keken op de kaart en zagen dat het noorden ginder lag. Je wees naar een voorbijrijdende auto, maar ik sloeg net mijn ogen dicht. De zon scheen er te fel in. Het was middag en Duitsers zweetten. We aten een broodje.
De siƫsta deed deugd. We droomden over allerlei zaken. Daarna was het tijd om weer door te rijden. Het was al donker aan het worden, dus deden we de lichten aan. Die schenen tevreden.