We zochten naar waarheden als een koe. Jij vond de jouwe, ik de mijne. Virologen schudden het land dooreen. We vluchtten naar Zweden en zwolgen in alcohol.
Terug in het grijze Oost-Vlaanderen zoefde ik met m'n illegaal opgedreven elektrische fiets door de straten. Hij rijdt 38 in plaats van 25. Aan het rood licht keek een man mij vanachter z'n mondmasker aan. Ik vroeg of er iets was. Ja, zei hij, uw fiets gaat veel te snel. Die is illegaal opgedreven. Ge hebt geen nummerplaat en ge draagt geen helm. Boetes tot 80.000 euro geven ze daarvoor. Da's waar, zei ik, ik ben een schande voor onze samenleving, sorry dat ik leef.
Hoe moeilijk is het om de regels te volgen, bleef hij doorgaan. Volg gewoon de regels! Zijn mondmasker wapperde vervaarlijk op en neer. Ik wilde hem straal negeren of recht op z'n neus slaan, maar hij raakte wel een teer punt. Waarom kan ik zo moeilijk de regels volgen?
De zondag erop vroeg ik het aan mijn mama. Het was de tweede zondag van de maand. Elke tweede zondag van de maand komen mijn zussen en ik, samen met onze gezinnen, naar ons ouderlijk huis in de polders om er te eten en te drinken. Deze tweedezondagvandemaand-regel volg ik met veel tegenzin. Ik hou meer van de spontane bezoekjes, gewoon omdat het past, niet omdat het moet, ook al betekent dat dat je soms vier maanden lang je ouders niet ziet. Maar ja, soms moet je de goede vrede bewaren en onnozele regels volgen.
Mijn moeder lachte. Om iets van mij gedaan te krijgen, mag je het me zeker niet verplichten. Dat is al zo sinds ik twee jaar ben. Vanwaar dat komt, weet ze ook niet. Het zit waarschijnlijk in ons bloed. Ze wordt 74 in januari, mijn moeder. Behoort ze tot een risicogroep? Wellicht wel. Maar het weerhoudt ons er niet van om elkaar op elke tweede zondag van de maand een goeie knuffel te geven.